Aanbevolen bandenspanning koud
De spanning van de banden (inclusief die van het reservewiel) dient bij
koude banden gecontroleerd te worden. "Koude banden" wil zeggen dat er de
laatste drie uur niet met de auto is gereden of niet meer dan 1,6 km
Voor optimale rijeigenschappen, een optimale wegligging en een zo laag
mogelijke bandenslijtage dient u de banden op de aanbevolen spanning te
houden Zie "Banden en velgen" voor de aanbevolen
bandenspanning.
U kunt alle specificaties (afmetingen en spanningen) terugvinden op een
label dat op de auto is bevestigd.
WAARSCHUWING Te lage bandenspanning Een te lage bandenspanning (meer dan 70 kPa lager) kan leiden tot ernstige warmteontwikkeling. Hierdoor is het mogelijk dat een band lek raakt, dat het profiel vervormt of dat andere bandafwijkingen optreden, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen en ernstig of dodelijk letsel op
kunt lopen. Dit risico is veel groter bij hoge buitentemperaturen en bij
het gedurende lange tijd rijden met hoge snelheden.
LET OP
- Een te lage bandenspanning resulteert ook in overmatige slijtage, slechte rijeigenschappen en een verhoogd brandstofverbruik. Vervorming van de band is ook mogelijk. Houd de banden op de juiste spanning. Als u een band regelmatig moet oppompen, moet u het systeem laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kiadealer/ servicepartner te bezoeken.
- Een te hoge bandenspanning heeft een negatieve invloed op het rijcomfort en zorgt voor een verhoogde slijtage in het midden van het loopvlak. Bovendien bestaat er een grotere kans op beschadiging door oneffenheden in het wegdek.
LET OP
- Wanneer banden warm zijn, zal de bandenspanning normaal gesproken 28 tot 41 kPa hoger zijn dan wanneer ze koud zijn. Laat om de banden op de juiste spanning te brengen geen lucht ontsnappen uit warme banden. Hierdoor zal de bandenspanning te laag worden.
- Vergeet niet de ventieldopjes terug te plaatsen. Zonder het ventieldopje kan er vuil en vocht in het ventiel komen, waardoor lucht kan ontsnappen. Zorg bij verlies van een ventieldopje zo snel mogelijk voor een nieuw exemplaar.
WAARSCHUWING Bandenspanning Een te hoge of een te lage bandenspanning reduceert de levensduur van de banden, beïnvloedt de rijeigenschappen van de auto in negatieve zin en kan tot onverwachte bandproblemen leiden. Hierdoor bestaat de kans dat u de macht over de auto verliest en letsel oploopt.
LET OP Bandenspanning Let altijd op het volgende:
- Controleer de bandenspanning bij koude banden. (Nadat er de laatste drie uur niet met de auto is gereden of niet meer dan 1,6 km.)
- Controleer ook altijd de spanning van het reservewiel.
- Overschrijd het laadvermogen van de auto niet. Plaats niet te veel bagage op het roof rack als uw auto hiermee is uitgerust.
- Versleten, oude banden kunnen ongelukken veroorzaken. Vervang een band als het profiel erg versleten is of als de band beschadigd is.
LESEN SIE MEHR:
Controleer de bandenspanning minstens eenmaal per maand Controleer ook
de spanning van het reservewiel.
Controle
Gebruik een goede kwaliteit meter om de bandenspanning te meten. Het is
onmogelijk de bandenspanning te beoordelen door alleen naar de banden te
kijken. Radiaalbanden lijken ook op de juiste spanning te zijn als de
bandenspanning te laag is Controleer de bandenspanning bij koude
banden. "Koude" banden wil zeggen dat er de laatste drie uur niet met de
auto is gereden of niet meer dan 1,6 km. Verwijder de ventieldop. Druk de
bandenspanningsmeter stevig op het ventiel om de spanning te meten Als de
bandenspanning overeenkomt met de aanbevolen druk op de band en het
informatielabel, hoeft hij niet te worden aangepast. Corrigeer de
bandenspanning tot het aanbevolen niveau als de spanning te laag is
Druk als de bandenspanning te hoog is het metalen pennetje in het midden
van het ventiel in om lucht uit de band te laten lopen. Controleer de
bandenspanning opnieuw met de bandenspanningsmeter Plaats de
ventieldopjes altijd terug op de ventielen. Ze zorgen ervoor dat er geen
vuil of vocht in de ventielen terechtkomt waardoor er lekken kunnen
ontstaan.
WAARSCHUWINGEr klinkt een waarschuwingssignaal wanneer de trekhaak niet helemaal is
opgeborgen of niet in de juiste positie staat voor trekken. Als het
waarschuwingssignaal niet klinkt wanneer de trekhaak beweegt of wanneer het
systeem wordt ingeschakeld, mag u de trekhaak niet gebruiken. Neem contact
op met een erkende dealer.
Raak de trekhaak niet aan wanneer deze in beweging is.