N.B.: Laat de voorruit volledig ontdooien voordat u de ruitenwissers inschakelt.
N.B.: Zorg dat u de ruitenwissers uitschakelt vooraleer u een carwash binnenrijdt.
N.B.: Reinig de voorruit en de wisserbladen als er strepen of vlekken op de voorruit verschijnen.Vervang de wisserbladen als hiermee het probleem niet is verholpen.N.B.: Als u de automatisch inschakelende koplampen inschakelt, worden de koplampen ingeschakeld wanneer de wissers van de voorruit voortdurend blijven wissen.
Natte of winterse rijomstandigheden met ijs, sneeuw of zoute mist op de weg kunnen ervoor zorgen dat de ruitenwissers niet vlot of niet zoals verwacht wissen en dat er vegen ontstaan.De functie gebruikt een regensensor, die in het gebied rond de binnenspiegel zit. De regensensor bewaakt de hoeveelheid vocht op de voorruit en schakelt de ruitenwissers in. Deze past de snelheid van de ruitenwisser aan op basis van de hoeveelheid vocht die de sensor op de voorruit detecteert. U kunt deze functie in- of uitschakelen via het informatiedisplay.
|
Gebruik de draaiknop om de gevoeligheid van de automatische wisfunctie af te stellen.Als u een lage gevoeligheid kiest, werken de wissers wanneer de sensor een grote hoeveelheid water op de voorruit detecteert.Als u een hoge gevoeligheid kiest, werken de wissers wanneer de sensor een kleine hoeveelheid water op de voorruit detecteert.
Houd de buitenkant van de voorruit schoon. De regensensor is erg gevoelig en de wissers kunnen in werking treden als vuil, mist of insecten tegen de voorruit vliegen.
In dat geval kunt u het volgende doen:Voorruitsproeiers
N.B.: Bedien de sproeiers niet wanneer het sproeierreservoir leeg is. Dit kan leiden tot oververhitting van de sproeierpomp.Om de sproeiers te bedienen en de voorruit schoon te sproeien, trekt u de hendel naar u toe.