Instructieboekje, auto handleidingen

Automatische ruitenwissers vóór

De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Automatische ruitenwissers vóór

Inschakelen

Duw de hendel één keer omlaag.

De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen.

Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.

Automatische ruitenwissers vóór

Uitschakelen

Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2).

Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt een melding.

Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen.

Storing

In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.

Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.

Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.

Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.

    LESEN SIE MEHR:

     Citroen DS5 - Instructieboekje (2011-2018) > Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers

    Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.

     Citroen DS5 - Instructieboekje (2011-2018) > Speciale stand van de ruitenwissers voor

    Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Dieselroetfilter

    WAARSCHUWINGLaat de motor niet stationair draaien of parkeer de auto niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Het regeneratieproces werkt met bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en na het afzetten van de motor en tijdens en na regeneratie blijft de uitlaat een aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen. Dit kan brandgevaar opleveren. De normale bedrijfstemperatuur van het uitlaatsysteem is bijzonder hoog. Voer nooit werkzaamheden uit in de buurt van het uitlaatsysteem en probeer geen delen van het uitlaatsysteem te repareren voordat het uitlaatsysteem is afgekoeld. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u werkzaamheden uitvoert in de buurt van de dieseloxidatiekatalysator of het roetfilter. Zelfs wanneer de motor nog maar kort in bedrijf is geweest, worden de dieseloxidatiekatalysator en het roetfilter al extreem heet. Ze blijven heet nadat u de motor uitschakelt.