Instructieboekje, auto handleidingen

Automatische werking

Automatische airconditioning quadrizone

1. Automatisch programma "Confort"

Met de standen Soft/Auto/Fast kunnen de bestuurder en de voorpassagier het door hen gewenste comfortniveau instellen:

Voor een aangenaam comfort en een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid beperkt wordt.

Voor het beste compromis tussen thermisch comfort en een laag geluidsniveau.

Voor een doeltreffende en dynamische luchttoevoer.

2. Inschakelen / uitschakelen van de airconditioning achter

Druk op deze toets om de airconditioning achter uit te schakelen en het systeem te blokkeren. Op het LCD-display wordt een hangslot weergegeven.

Als de airconditioning achter weer wordt ingeschakeld, wordt de automatische stand geactiveerd en de laatst ingestelde waarden voor de temperatuur toegepast.

3 - 4. Regeling aan bestuurders-/ passagierszijde

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.

De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.

  • Draai de knop 3 of 4 naar links (blauw) of naar rechts (rood) om deze waarde te verlagen of te verhogen.

Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.

Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling links en rechts niet meer dan 3 bedraagt.

Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

5. Automatisch programma "Zicht"

  Zie de paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing vóór".

Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.

6. Centrale regeling / Quadrizone

Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde voor en achter af te stemmen op die van de bestuurderszijde (centrale regeling).

Het lampje in de toets gaat branden.

7. In-/uitschakelen van de airconditioning

De airconditioning functioneert, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.

Dit systeem maakt het mogelijk om:

- in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen,
- in de winter, bij temperaturen hoger dan 3ºC, de ruiten sneller te ontwasemen.

Inschakelen

  • Druk op de toets "A/C", het desbetreffende lampje gaat groen branden.

De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.

Uitschakelen

  • Druk nogmaals op de toets "A/C", het desbetreffende groene lampje dooft.

Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve effecten hebben (vocht, condens).

Handmatige instellingen

Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld.

Druk op een van de toetsen Soft/Auto/Fast om de automatische stand weer in te schakelen.

Om het interieur maximaal te verkoelen of te verwarmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden.
  • Draai de knop 3 of 4 linksom tot "LO" wordt weergegeven of rechtsom tot "HI" wordt weergegeven.

8. Regeling luchtverdeling

  • Druk op de desbetreffende toets voor de stand:

Voorruit en zijruiten.

Centrale ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

Beenruimte.

Afhankelijk van uw wensen kunt u twee instellingen combineren of de drie instellingen gezamenlijk selecteren.

9. Regeling luchtopbrengst

  • Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.

Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt het pictogram van de luchtopbrengst, de ventilator, geleidelijk gevuld.

  • Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen.

Uitschakelen van het systeem

  • Druk op deze toets "lege ventilator" van de luchtopbrengst tot het symbool van de ventilator verdwijnt en "--" wordt weergegeven.

Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld.

De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd.

Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert. Als u op de toets "gevulde ventilator" drukt, wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij de instellingen van vóór de uitschakeling worden toegepast.

10. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

Automatische stand luchttoevoer Deze stand wordt bij het programma "Comfort" standaard geactiveerd.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De luchtrecirculatie wordt automatisch ingeschakeld als de ruitensproeiers worden geactiveerd. De luchtrecirculatie wordt bij temperaturen lager dan 5ºC niet ingeschakeld om te voorkomen dat de ruiten van de auto beslaan.

  • Druk deze toets, zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is, nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit.

    LESEN SIE MEHR:

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Automatische airconditioning quadrizone

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Comfortregeling achterpassagiers

    De bediening van de airconditioning achter werkt uitsluitend als vanaf de zitplaatsen vóór: de toets REAR is geactiveerd, het automatische programma Zicht niet is ingeschakeld.

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Storingen

    Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje in de schakelaar enkele seconden knipperen; vervolgens gaat het uit. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk minder nauwkeurig werken.