De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
1. Temperatuurregeling
Draai de knop van links (koel) naar rechts (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
2. Luchtopbrengstregeling
Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.
Afhankelijk van de gevraagde waarde wordt de desbetreffende rij LED's geleidelijk gevuld.
Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen.
3. Luchtverdeling
Druk op de desbetreffende toets voor:
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en zijventilatieroosters.
Beenruimte.
Afhankelijk van uw behoeften kunt u twee instellingen combineren of de drie instellingen gezamenlijk selecteren.
4. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje brandt om aan te geven dat de luchtrecirculatie is ingeschakeld.
Druk nogmaals op de toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het lampje gaat uit.
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
Aan
De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uit
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
6. Automatisch programma "Zicht"
Zie de paragraaf "Ontdooiing - Ontwaseming vóór".