Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
2. Deactiveer de parkeerrem.
3. Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gaspedaal
in
om de auto in beweging te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P als er gedurende langere tijd wordt
gestopt.
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem, en zet de selectiehendel in stand P.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
3. Druk op de startknop om het hybridesysteem te stoppen.
4. Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de
elektronische
sleutel bij u hebt.
Wegrijden op een helling
1. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
2. Trap het gaspedaal geleidelijk in.
3. Deactiveer de parkeerrem.
■ Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt geactiveerd.
■ Rijden met een gunstig brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's vergelijkbaar zijn met
conventionele auto's en
dat het belangrijk is dat u niet plotseling accelereert, enz.
■ Rijden in de regen
- Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de
ruiten beslagen kunnen
zijn en de weg glad kan zijn.
- Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder
glad zijn.
- Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek
kan er zich dan
immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan bemoeilijken.
■ Beperken van het vermogen van het hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
- Wanneer het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden ingetrapt,
wordt het vermogen
van het hybridesysteem mogelijk beperkt.
- Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay terwijl
het systeem in werking is. Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de aanwijzingen op.
■ Beperken plotseling wegrijden (wegrijregeling)
- Wanneer de onderstaande ongewone bediening plaatsvindt, wordt het
motorvermogen
mogelijk beperkt.
- Wanneer de selectiehendel van R in D, van D in R, van N in R,
van P in D of van P in R
wordt gezet (D omvat S) terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt,
verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het multi-informatiedisplay.
- Wanneer het gaspedaal te diep wordt ingetrapt terwijl de auto in
zijn achteruit staat.
- Wanneer de wegrijregeling wordt geactiveerd, heeft uw auto mogelijk
moeite met het
wegrijden in modder of op verse sneeuw. Deactiveer in zo'n geval de TRC
om de wegrijregeling uit te schakelen, zodat de auto makkelijker
wegrijdt
in modder of op verse sneeuw.
■ Inrijden van uw nieuwe Lexus
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te
houden met onderstaande
aanwijzingen:
- De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
- De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
- De eerste 1.000 km:
- Rijd niet met extreem hoge snelheden.
- Vermijd plotseling sterk accelereren.
- Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
- Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
■ Remsysteem met in remschijf geïntegreerde parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met in de remschijf
geïntegreerde parkeerremtrommel.
Deze trommelremmen moeten regelmatig worden bijgesteld. Bij het vervangen
van onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te worden afgesteld. Laat het
bijstellen uitvoeren door een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur
of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke
voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
■ Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stilstaat en het
controlelampje READY
brandt. Dit voorkomt kruipen van de auto.
■ Tijdens het rijden
- Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas-
en rempedaal kunt vinden.
- Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het
gaspedaal intrapt, zal de auto
onverwacht accelereren, wat een ongeval tot gevolg kan
hebben.
- Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam,
waardoor het bedienen van de
pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
- Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur
zit, ook als de auto maar kort
hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
- Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd worden,
waardoor een
ongeval kan ontstaan.
- De bestuurder moet extra goed letten op voetgangers als de
auto alleen wordt aangedreven
door de elektromotor (tractiemotor). Aangezien er geen
motorgeluiden
zijn, kunnen voetgangers de beweging van de auto misschien
onjuist inschatten.
- Rijd niet met de auto over licht ontvlambare materialen en
parkeer de auto ook niet in
de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden.
Deze hete onderdelen
kunnen brand veroorzaken als er licht ontvlambaar materiaal
aanwezig is.
- Schakel het hybridesysteem tijdens normaal rijden niet uit.
Door het uitschakelen van
het hybridesysteem tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of
de remmen. De stuurbekrachtiging werkt echter niet meer.
Hierdoor zal het sturen
veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de
kant zodra dit veilig
kan.
In geval van nood, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de
normale manier tot stilstand
kan worden gebracht.
- Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor
(terugschakelen) om een
veilige snelheid aan te kunnen houden.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot
oververhitting en een verminderde
remwerking.
|
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
■ Tijdens het rijden
■ Tijdens het rijden op een glad wegdek
- Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de
banden hun grip verliezen,
met controleverlies tot gevolg.
- Door plotseling accelereren, afremmen op de motor als gevolg
van schakelen, of wijzigingen
in het motortoerental kan de auto in een slip raken.
- Trap na het rijden door een plas het rempedaal lichtjes in
om ervoor te zorgen dat de
remmen goed werken. Door natte remblokken kan de remwerking
afnemen. Remmen
die aan één kant van de auto nat zijn en niet goed werken,
kunnen de besturing
bemoeilijken.
■ Bedienen van de selectiehendel
- Laat de auto niet achteruit rollen als de vooruitversnelling
is ingeschakeld of vooruit
rollen terwijl de selectiehendel in stand R staat.
Als u dit toch doet, kan een ongeval of schade aan de auto het
gevolg zijn.
- Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand P.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen.
- Zet de selectiehendel tijdens het vooruitrijden niet in
stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen.
- Zet de selectiehendel tijdens het achteruitrijden niet in
stand D.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen.
- Wanneer u de selectiehendel tijdens het rijden in stand N
zet, wordt het hybridesysteem
uitgeschakeld. Als de transmissie in stand N staat, is afremmen
op de motor niet
mogelijk.
- Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het
gaspedaal is ingetrapt. Als de
selectiehendel in een andere stand dan P of N wordt gezet, kan
de auto onverwacht
snel accelereren, waardoor een ongeval en ernstig letsel kunnen
ontstaan.
■ Als u een piepend of krassend geluid hoort
(remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig
vervangen door een
erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. De remschijven kunnen beschadigd raken als
de
remblokken niet op tijd worden vervangen.
Een beperkte mate van slijtage van de remblokken en remschijven
maakt een grotere
remkracht mogelijk. Daardoor kunnen de remschijven iets sneller
slijten dan de remschijven
bij een conventioneel remsysteem. Lexus adviseert daarom bij het
vervangen
van de remblokken tevens de dikte van de remschijven op te meten.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven
de slijtagelimiet
hebben overschreden, is gevaarlijk. |
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
■ Bij stilstaande auto
- Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de selectiehendel in een andere stand dan P of N staat, kan
de auto onverwacht
in beweging komen, waardoor er een ongeval kan ontstaan.
- Voorkom het ontstaan van ongevallen door het wegrollen van
de auto, houd altijd het
rempedaal ingetrapt zolang het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem
indien nodig.
- Voorkom voor- of achteruitrollen van de auto bij stoppen op
een helling, waardoor
een ongeval kan ontstaan: trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem
indien nodig.
- Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto
stilstaat, kan het uitlaatsysteem
oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er brandbaar
materiaal
aanwezig is.
■ Als de auto geparkeerd is
- Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken
frisdrank in de auto liggen als
deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
- Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor
brand kan ontstaan.
- De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat
kunststof brillenglazen en
kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
- Blikjes frisdrank kunnen openbarsten, waardoor de inhoud
in het interieur
terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de
elektrische componenten
van de auto veroorzaken.
- Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in
het dashboardkastje of
op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als er
bagage wordt geplaatst of
een stoel wordt afgesteld en brand veroorzaken.
- Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten.
Plaats geen reservoirs
zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard.
Deze parkeerschijven
of reservoirs kunnen als een lens werken en brand veroorzaken in
de auto.
- Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van
naastliggende gebouwen
voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens maken en brand veroorzaken.
- Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in
stand P, schakel het hybridesysteem
uit en vergrendel de auto.
Laat de auto niet onbeheerd achter als het controlelampje READY
brandt.
Als de auto is geparkeerd met de selectiehendel in stand P,
terwijl de parkeerrem niet
is geactiveerd, zou de auto in beweging kunnen komen, wat kan
leiden tot een ongeval.
- Raak de uitlaatpijp niet aan als het controlelampje READY
brandt of direct na het uitschakelen
van het hybridesysteem.
Anders kunt u brandwonden oplopen.
|
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
■ Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit. Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen
verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor een ongeval
zou kunnen
ontstaan of het hybridesysteem oververhit zou kunnen raken en brand
kan
ontstaan. Verder kunnen uitlaatgassen in een slecht geventileerde
omgeving in de auto
terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk is voor de gezondheid.
■ Bij het remmen
- Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan
vocht ertoe leiden
dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de andere
kant. Ook de
werking van de parkeerrem kan door vocht in negatieve zin
beïnvloed worden.
- Rijd niet te dicht achter een andere auto als het
elektronisch geregelde remsysteem
niet werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die afremmen
noodzakelijk
maken.
In dit geval kan de auto nog wel worden afgeremd, maar moet er
een grotere kracht
op het rempedaal worden uitgeoefend dan normaal. De remweg zal
ook langer zijn.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
- Het remsysteem bestaat uit 2 of meer afzonderlijke
hydraulische systemen: als een
van de systemen uitvalt, werkt het andere systeem/werken de
andere systemen nog
wel. In dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt
dan gewoonlijk en
neemt ook de remweg toe. Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
|
OPMERKING ■ Tijdens het rijden
- Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en
het rempedaal in, anders
neemt het vermogen van het hybridesysteem mogelijk af.
- Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden en
trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal
gelijktijdig in.
■ Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de selectiehendel altijd in
stand P. Anders kan de
auto onverwachts accelereren als het gaspedaal per ongeluk wordt
ingetrapt.
■ Vermijd schade aan onderdelen van de auto
■ Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande
situaties. Houd het
stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te
brengen.
- Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
- De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
- De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band
■ Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd.
Indien u dat toch doet,
kan de auto hierdoor ernstig beschadigd raken:
- Motor slaat af
- Kortsluiting in elektrische componenten
- Motorschade door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden
nagekeken door
een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
- Remwerking
- Veranderingen in peil en kwaliteit van motorolie en andere
vloeistoffen van motor,
hybridetransmissie, differentieel, enz.
- Smering van cardanas, lagers en kogelgewrichten van de
wielophanging (indien
mogelijk) en de werking van alle koppelingen, lagers, enz.
|
LESEN SIE MEHR:
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laadvermogen
en belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING
Zekering- of relaisnummer
Ampèrage
Beschermd onderdeel
1
25 A
Ruitenwissermotor rechtsvoor.
2
-
Niet in gebruik.
3
15 A
Automatische ruitenwissers
(regensensor). Ruitenwisser van achterruit.
4
-
Relais aanjagermotor.
5
20 A
Extra voedingspunt achterkant
console.
6
-
Niet in gebruik.
7
20 A
Computer aandrijfregeling
8
20 A
Computer aandrijfregeling
9
-
Relais computer voor
motorregeling.
10
20 A
Extra voedingspunt bestuurder.
11
15 A
Computer aandrijfregeling
12
15 A
Computer aandrijfregeling
13
10 A
Computer aandrijfregeling
14
10 A
Computer aandrijfregeling
15
-
Rijd/start-relais.
16
20 A
Extra voedingspunt console.
17
-
Niet in gebruik.
18
10 A
Computer aandrijfregeling
19
10 A
Stuurbekrachtiging.
20
10 A
Koplampen.
Verlichtingsschakelaar.
21
15 A
Transmissieregelmodule. Oliepomp
transmissie. Omvormer van hybride elektrisch voertuig.
22
-
Niet in gebruik.
23
15 A
Dodehoekmonitor.
Achteruitkijkcamera. Adaptieve snelheidsregeling. Controlelamp
aanrijdingswaarschuwing. Module spanningskwaliteit. Sensor
luchtkwaliteit. Display in hemelbekleding.
24
-
Niet in gebruik.
25
10 A
Antiblokkeersysteem.
26
10 A
Computer aandrijfregeling
27
-
Niet in gebruik.
28
-
Niet in gebruik.
29
15 A
Elektronische accuregelmodule.
30
-
Niet in gebruik.
31
-
Niet in gebruik.
32
-
Niet in gebruik.
33
-
Niet in gebruik.
34
15 A
Elektrisch stuurslot.
35
15 A
Niet in gebruik (reserve).
36
15 A
Niet in gebruik (reserve).
37
-
Niet in gebruik.
38
-
Vacuümpomprelais.
39
-
Vacuümpomprelais.
40
-
Het brandstofpomp-relais.
41
-
Claxonrelais
42
-
Niet in gebruik.
43
-
Niet in gebruik.
44
5 A
Verwarmde sproeier.
45
5 A
Bewaking vacuümpomp.
46
10 A
Niet in gebruik (reserve).
47
10 A
Remschakelaar.
48
20 A
Claxon.
49
5 A
Luchtmassameter.
50
-
Niet in gebruik.
51
15 A
Regeling omvormersysteem.
52
15 A
Elektronische accuregelmodule.
53
10 A
Elektrisch verstelbare stoelen.
54
10 A
Elektrische koelpomp.
55
10 A
Elektrische airconditioning.