Schakelpatroon
- Selectiehendel.
- Toets "T" (Sneeuw).
- Toets "S" (Sport).
- Schema met de standen van de
selectiehendel.
Standen van de
selectiehendel
P. Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
- Starten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N. Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
- Starten van de motor.
D. Automatische werking.
M.+ / - Zelf schakelen tussen de zes
versnellingen.
- Beweeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen.
of
- Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
N. Neutral (neutraalstand)
D. Drive (automatisch schakelen)
S. Programma Sport
Programma Sneeuw
1 t/m 6 Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
- Ongeldige waarde bij handmatig schakelen
LESEN SIE MEHR:
Bij de automatische 6-versnellingsbak kunt u
kiezen uit het comfort van de automatische
bediening, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, of het plezier van het
handmatig schakelen.
Trap het rempedaal in en selecteer de
stand P of N.
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Trap bij draaiende motor het rempedaal in.
Selecteer de stand R, D of M.
Plaats de auto op een stevige en vlakke ondergrond en trek de
parkeerrem stevig aan.
Zet de versnellingspook in de achteruitversnelling (handgeschakelde
transmissie) of zet de selectiehendel in stand P (parkeren) (automatische
of dual clutch transmissie).
Schakel de alarmknipperlichten in.
Neem de wielmoersleutel, de krik, de krikslinger en het reservewiel
uit de auto.
Plaats wielblokken voor en achter het wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen wiel bevindt.