U kunt deze functie in- en uitschakelen of instellingen aanpassen met behulp van het informatiedisplay.
Het systeem past de binnentemperatuur aan al naargelang de instellingen die u hebt gekozen tijdens het starten op afstand.
U kunt de instelling voor klimaatregeling niet aanpassen wanneer starten op afstand gebruikt wordt.Wanneer u het contact aanzet, keert het klimaatregelsysteem terug naar de vorige instellingen. U kunt nu aanpassingen doen.U moet bepaalde autofuncties weer inschakelen, zoals:
Bij heet weer wordt het systeem ingesteld op 22ºC. De stoelkoeling wordt op de hoge stand ingesteld (als deze beschikbaar is en op het informatiedisplay de instelling AUTO is ingeschakeld).
Bij normaal weer verwarmt of koelt het systeem (op basis van de vorige instellingen). De achterruitverwarming, verwarmde buitenspiegels en stoelverwarming of -koeling worden niet ingeschakeld.Bij koud weer wordt het systeem ingesteld op 22ºC. De stoelverwarming wordt op de hoge stand ingesteld (als deze beschikbaar is en op het informatiedisplay de instelling AUTO is ingeschakeld). De verwarmde achterruit en de verwarmde buitenspiegels worden niet ingeschakeld.