Tanken met uw voertuig
WAARSCHUWING
Schakel voordat u tankt altijd de motor uit en zorg ervoor dat
vonken of open vuur uit de buurt van de vulklep van de brandstoftank
worden gehouden. Rook nooit of gebruik geen mobiele telefoon tijdens
het tanken. Brandstofdamp is onder bepaalde omstandigheden extreem
gevaarlijk. Voorkom het inademen van brandstofdampen.Het brandstofsysteem kan onder druk staan. Als u een sissend
geluid hoort bij de tankinlaat, tank dan niet voordat het geluid
gestopt is. Anders kan er brandstof naar buiten spuiten, wat tot
ernstig letsel kan leiden.
Wrik de vulklep van de brandstoftank niet open. Dit kan het
brandstofsysteem beschadigen. Als u deze instructie negeert, kan dat
brand, verwondingen of de dood tot gevolg hebben.Verwijder tijdens het tanken het vulpistool van de brandstofpomp
niet uit de volledig geplaatste positie.
Stop met tanken wanneer het vulpistool voor de eerste keer
automatisch is afgeslagen. Als u deze procedure niet volgt, zal de
expansieruimte in de brandstoftank worden gevuld, waardoor de
brandstof zou kunnen overstromen.Tank de brandstoftank niet te vol. De druk in een overvolle tank
kan lekkage veroorzaken en leiden tot het naar buiten spuiten van
brandstof en brand.
Wacht minstens vijf seconden vooraleer u het vulpistool eruit
haalt, zodat alle achtergebleven brandstof in de brandstoftank kan
stromen.
- Open de tankklep volledig.
- Kies de juiste brandstofpomp voor uw voertuig.
- Breng het vulpistool van de brandstofpomp in tot het eerste
streepje op het vulpistool A.Laat het vulpistool rusten op de
brandstofvulleiding.
- Houd de brandstofpomp tijdens het tanken in positie B.Als het
vulpistool in positie A wordt gehouden, kan dit invloed hebben op de
brandstofstroom en kan het vulpistool worden uitgeschakeld voordat
de brandstoftank vol is.
- Bedien het spuitstuk van de brandstofpomp binnen de getoonde
afstand.
- Wanneer u klaar bent met tanken, tilt u het vulpistool een
beetje omhoog en verwijdert u het dan langzaam.
- Sluit de tankklep volledig.
Probeer de motor niet te starten wanneer u de tank met de verkeerde
soort brandstof hebt gevuld. Het gebruik van een verkeerd soort
brandstof kan schade aan de auto veroorzaken die niet onder de
voertuiggarantie valt. Laat uw auto onmiddellijk controleren.
Waarschuwing tanksysteem
Als de vulklep van de brandstoftank niet volledig sluit, kan er een
bericht in het informatiedisplay verschijnen.
Mededeling
|
Controleer opening brandstoftank |
Ga als volgt te werk als het bericht verschijnt:
- Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en schakel de
motor uit.
- Schakel naar de parkeerstand (P) of de neutraalstand (N).
- Schakel de parkeerrem in.
- Open de tankklep volledig.
- Controleer de vulklep van de brandstoftank op vuil dat de
beweging ervan kan hinderen.
- Verwijder alle vuil van de vulklep van de brandstoftank.
- Steek een tankpistool of de trechter, die bij uw auto is
geleverd, volledig in de brandstofvulleiding. Zo wordt het vuil
losgemaakt waardoor de vulklep van de brandstoftank niet volledig
kon sluiten.
- Verwijder het vulpistool of de tanktrechter uit de
brandstofvulleiding.
- Sluit de tankklep volledig.
N.B.: Het bericht wordt
wellicht niet onmiddellijk gereset. Als het bericht steeds opnieuw
wordt weergegeven en een waarschuwingslampje blijft branden, laat uw
auto dan zo snel mogelijk controleren.
LESEN SIE MEHR:
Tankklep.
Vulklep
brandstoftank.
Brandstofvulleiding.
We leiden de cijfers over CO2-waarden en brandstofverbruik af van
laboratoriumtests volgens Richtlijn (EG) 715/2007 of CR (EG) 692-2008 en
aanvullingen daarop. Deze gegevens zijn bedoeld voor het vergelijken van merken en modellen.Ze
zijn niet bedoeld als weergave van het werkelijke brandstofverbruik van uw
auto.
Het brandstofverbruik onder praktijkomstandigheden is afhankelijk van een
groot aantal factoren, bijvoorbeeld rijstijl, rijden met hoge snelheid,
stop-start verkeer, gebruik van airconditioning, geplaatste accessoires,
beladingstoestand en slepen van een aanhanger.
Vergrendelen (1)
Druk op deze toets om alle portieren (en de achterklep) te vergrendelen
Als alle portieren (en de achterklep) gesloten zijn, knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te geven dat de portieren (en de
achterklep) vergrendeld zijn.