■ Schermbeschrijving
De lijn geeft naar schatting het midden van de auto boven de grond aan.
Deze lijn geeft een richting aan wanneer de auto achteruit wordt ingeparkeerd.
De weergegeven breedte is groter dan de werkelijke breedte van de auto.
De lijn is in lijn met de geschatte koerslijnen wanneer het stuurwiel recht staat.
De lijnen tonen een geschatte koers wanneer het stuurwiel wordt gedraaid.
De lijn beweegt, samen met de geschatte koerslijnen, synchroon met het stuurwiel.
De lijn toont punten op ongeveer 0,5 m (rood) en ongeveer 1 m (geel) van het midden van de bumperrand.
De lijn toont de afstand achter de auto, een punt op ongeveer 0,5 m (blauw) van de bumperrand.
■ Bediening bij parkeren Bij parkeren in een ruimte in tegengestelde richting van de richting in de hieronder beschreven procedure zijn de stuurhandelingen ook in tegengestelde richting.
1. Zet de selectiehendel in stand R.
2. Draai het stuurwiel dusdanig dat de geschatte koerslijnen zich binnen het parkeervak bevinden en rijd langzaam achteruit.
3. Draai, als de achterzijde van de auto zich in het parkeervak bevindt, het stuurwiel zodanig dat de voertuigbreedtereferentielijnen zich tussen de linker en rechter scheidslijnen van het parkeervak bevinden.
4. Zet als de voertuigbreedtereferentielijnen en de lijnen van het parkeervak parallel liggen het stuurwiel recht en rijd langzaam achteruit totdat de auto geheel in het parkeervak staat.
5. Breng de auto op een geschikte plaats tot stilstand en beëindig het parkeren.