Automatische koplamphoogteverstelling bij xenonlampen
Om verblinding van andere weggebruikers
te voorkomen corrigeert dit systeem bij
stilstaande auto automatisch de hoogte van de
lichtbundel van de xenonlampen, afhankelijk
van de belading van de auto.
In het geval van een storing
verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in
de lage stand.
Raak in het geval van een storing de
xenonlampen niet aan. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
LESEN SIE MEHR:
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
volgen de lichtbundels van de meedraaiende
koplampen de richting van de weg.
Deze functie is alleen mogelijk in combinatie
met xenonlampen en zorgt voor een aanzienlijk
beter zicht in bochten.
Deze functie werkt niet:
bij stilstand of zeer lage snelheden,
als de achteruit is ingeschakeld.
Het brandstofverbruik van uw auto is voornamelijk afhankelijk van uw
rijstijl, de plaatsen waar u rijdt en de omstandigheden waaronder u rijdt
Uw rijstijl is van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties en onderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Trek geleidelijk op. Rijd niet
volgas weg bij een verkeerslicht, trek niet ver door in de
versnellingen en houd uw snelheid zo constant mogelijk. Sprint niet van
verkeerslicht naar verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel mogelijk aan de
snelheid van de overige verkeersdeelnemers aan zodat u niet onnodig
moet afremmen of optrekken. Vermijd indien mogelijk verkeersopstoppingen
Bewaar altijd voldoende afstand tot uw voorligger, zodat u onnodig
remmen kunt voorkomen. Dat beperkt tevens de slijtage aan het
remsysteem.
Rijd niet harder dan nodig is. Hoe harder u rijdt, hoe meer
brandstof uw auto verbruikt. Rijden met een constante, niet al te hoge
snelheid, vooral op de snelweg, is een van de meest effectieve
manieren om brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het
koppelingspedaal. Dat verhoogt het brandstofverbruik en kan tevens de
slijtage aan deze componenten bespoedigen. Verder kan, als u uw voet
tijdens het rijden op het rempedaal laat rusten, het remsysteem
oververhit raken, waardoor de remwerking afneemt, met mogelijk
ernstige consequenties.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de
aanbevolen waarde. Een onjuiste bandenspanning, te hoog of te laag,
leidt tot onnodige bandenslijtage. Controleer de bandenspanning
minimaal een keer per maand.
Zorg ervoor dat de wielen goed uitgelijnd zijn. Een onjuiste
uitlijning van de wielen kan het gevolg zijn van het rijden tegen
stoepranden of van het met een te hoge snelheid rijden over een weg
met kuilen en hobbels. Een onjuiste uitlijning zorgt voor een snellere
bandenslijtage en kan naast een hoger brandstofverbruik ook nog andere
problemen veroorzaken.
Houd uw auto in goede conditie. Voor een lager
brandstofverbruik en minder onderhoudskosten, onderhoud je voertuig
volgens de onderhoudsschema in Hoofdstuk 9, Onderhoud. Bij ongunstige
gebruiksomstandigheden moet u vaker onderhoud laten uitvoeren (zie
Hoofdstuk 9, Onderhoud voor meer details).
Houd uw auto schoon. Om optimaal service aan uw auto te kunnen
laten uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en moeten materialen die
corrosie kunnen veroorzaken, verwijderd worden Het is vooral
belangrijk opeenhopingen van modder, vuil, ijs, enz. aan de onderzijde
van de auto te voorkomen Het extra gewicht van dergelijke
opeenhopingen verhoogt het brandstofverbruik en het materiaal kan
corrosie veroorzaken omdat het lang vochtig kan blijven.
Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw
auto Hoe zwaarder de auto, hoe hoger het brandstofverbruik.
Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als
u ergens moet wachten (en niet aan het verkeer deelneemt), zet dan de
motor uit en start de motor pas weer als u weg wilt rijden.
Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten
draaien Laat de motor na het starten 10 20 seconden stationair
draaien voordat u een versnelling inschakelt. Bij zeer lage
buitentemperaturen kunt u deze periode iets verlengen.
Laat de motor niet "bokken" of met een hoog toerental draaien.
Bokken is het verschijnsel dat de motor onregelmatig gaat draaien als
u met een te lage snelheid in een te hoge versnelling gaat rijden.
Schakel dan terug naar een lagere versnelling. Bij een te hoog
toerental draait de motor meer toeren dan goed voor hem is. Dat kan
worden voorkomen door te schakelen bij de aanbevolen snelheden.
Gebruik de airconditioning met beleid De airconditioning wordt
aangedreven door de motor, waardoor het brandstofverbruik toeneemt als
de airconditioning gebruikt wordt.
Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het
brandstofverbruik.
Het brandstofverbruik neemt toe bij zij en tegenwind. Rijd
onder deze omstandigheden langzamer om het brandstofverbruik enigszins
te beperken.