N.B.: Elke band is uitgerust met een bandenspanningssensor, die zich in de holte van het wiel met de band bevindt. De druksensor is bevestigd aan de klepsteel. De druksensor wordt bedekt door de band en is pas zichtbaar wanneer de band is verwijderd. Wees voorzichtig dat u de sensor niet beschadigt wanneer u een band vervangt.
U moet de banden steeds laten onderhouden en repareren door een erkende dealer.Controleer de bandenspanning regelmatig (minstens een keer per maand) met een nauwkeurige bandenspanningsmeter.
Wielen met een controlesysteem lage bandenspanning vervangenWanneer de wielen van uw auto worden vervangen, moet het controlesysteem lage bandenspanning de bandenspanningssensoren opnieuw inleren. Ga hiervoor als volgt te werk:
Het controlesysteem lage bandenspanning meet de druk in uw banden en stuurt de waarden van de bandenspanning naar uw auto. U kunt de waarden van de bandenspanning controleren via het informatiedisplay. Het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat branden wanneer de bandenspanning veel te laag is. Zodra het lampje gaat branden, zijn uw banden onvoldoende opgepompt en moeten ze worden opgepompt tot de bandendruk die wordt aanbevolen door de fabrikant. Zelfs wanneer het lampje gaat branden en korte tijd later weer uitgaat, moet uw bandenspanning nog steeds worden gecontroleerd.
Wanneer het tijdelijke reservewiel is geplaatst
Waanneer een van uw banden moet worden vervangen door het tijdelijke reservewiel, blijft het systeem een probleem aangeven. Zo wordt u eraan herinnerd dat het beschadigde wiel met band moeten worden gerepareerd en weer op uw auto moet worden geplaatst.Om de volledige werking van het controlesysteem voor lage bandenspanning te herstellen, laat u het beschadigde wiel met band repareren en weer op uw auto plaatsen.
Als u denkt dat het systeem niet goed werktDe hoofdfunctie van het controlesysteem voor lage bandenspanning is bedoeld om u te waarschuwen wanneer uw banden moeten worden opgepompt. Het kan u ook waarschuwen als het systeem niet langer naar behoren werkt. Zie de volgende tabel voor informatie over uw controlesysteem lage bandenspanning:
Waarschuwingslampje lage bandenspanning | Mogelijke oorzaak | Vereiste actie van de gebruiker |
---|---|---|
Waarschuwingslampje blijft branden | Band(en) onvoldoende opgepompt | Zorg dat de banden worden opgepompt tot de juiste bandenspanning. Zie De banden oppompen in dit hoofdstuk. Nadat u uw banden hebt opgepompt tot de door de fabrikant aanbevolen spanning, zoals wordt vermeld op het bandenlabel (te vinden op de rand van het bestuurdersportier of de B-stijl) moet minstens twee minuten lang meer dan 32 km/h worden gereden met de auto voordat het lampje uitgaat. |
Reservewiel in gebruik | Repareer het beschadigde wiel met band en plaats het terug op uw auto om de werking van het systeem te herstellen. Zie Wanneer het tijdelijke reservewiel is geplaatst in dit hoofdstuk voor een beschrijving van de werking van het systeem. | |
TPMS-storing | Als de banden goed zijn opgepompt en het reservewiel niet wordt gebruikt maar de lamp blijft branden, neemt u zo snel mogelijk contact op met een erkende dealer. | |
Waarschuwingslampje knippert | Reservewiel in gebruik | Repareer het beschadigde wiel met band en plaats het terug op uw auto om de werking van het systeem te herstellen. Zie Wanneer het tijdelijke reservewiel is geplaatst in dit hoofdstuk voor een beschrijving van de werking van het systeem. |
TPMS-storing | Als de banden goed zijn opgepompt en het reservewiel niet wordt gebruikt maar de lamp blijft branden, neemt u zo snel mogelijk contact op met een erkende dealer. |