Bediening automatische transmissie
De automatische transmissie heeft 6 versnellingen vooruit en 1 versnelling
achteruit. De verschillende versnellingen worden automatisch ingeschakeld,
welke versnellingen er beschikbaar zijn, is afhankelijk van de stand van de
selectiehendel.
OPMERKING Het schakelen bij een nieuwe auto kan, als de accukabels losgenomen zijn geweest, de eerste paar keer wat schokkerig verlopen. Dat is een normaal verschijnsel en het schakelproces zal worden aangepast nadat er een paar schakeloperaties zijn uitgevoerd door de TCM (Transaxle Control Module) of de PCM (Powertrain Control Module).
Trap voor een soepele en veilige bediening het rempedaal in bij het
overschakelen van stand N naar een vooruitversnelling of de
achteruitversnelling.
WAARSCHUWING Automatische transmissie
- Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid van personen, in het bijzonder kinderen, voordat u de transmissie in stand D (rijden) of R (achteruit) zet.
- Controleer altijd of stand P is
ingeschakeld, trek
de parkeerrem volledig aan en zet de motor uit voordat u de auto verlaat. Als u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan de auto onverwacht en abrupt in beweging komen.
- Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen vanuit een hoge naar een lage versnelling). Anders kan de auto in een slip raken en een ongeval veroorzaken.
LET OP
- Geef, om schade aan de transmissie te voorkomen, geen gas wanneer stand R of een van de vooruitversnellingen is ingeschakeld en het rempedaal ingetrapt is.
- Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats door gas te geven. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
- Schakel niet van stand N of P in stand D of R wanneer het motortoerental hoger is dan het stationaire toerental.
Standen selectiehendel
De schakelstandindicator in het instrumentenpaneel geeft, als het contact
in stand ON (aan) staat, aan in welke stand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand P
(parkeren) wordt ingeschakeld. In deze stand zijn de transmissie en de
voorwielen geblokkeerd.
WAARSCHUWING
- Wanneer stand P (parkeren) tijdens het rijden wordt ingeschakeld, blokkeren de aangedreven wielen en raakt u de controle over de auto kwijt.
- Gebruik stand P (parkeren) niet in plaats van de parkeerrem. Zorg er altijd voor dat de selectiehendel in stand P (parkeren) staat en dat de parkeerrem is geactiveerd.
- Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.
LET OP De transmissie kan beschadigd raken wanneer u stand P (parkeren) tijdens het rijden inschakelt.
R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit te rijden.
LET OP Laat de auto helemaal tot stilstand komen voordat u de selectiehendel in of uit de stand R (achteruit) zet. Anders zou de transmissie kunnen beschadigen, behalve onder de omstandigheden uitgelegd onder "Op eigen kracht lostrekken van de auto" .
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet ingeschakeld De auto zal zelfs op
de kleinste helling wegrollen tenzij de parkeerrem wordt aangetrokken of
het rempedaal wordt ingetrapt.
WAARSCHUWING Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal). U kunt niet afremmen op de motor en het kan leiden tot een ongeluk.
Parkeren in stand N (neutraal)
Volg de onderstaande stappen als u parkeert en wilt dat de auto zal
bewegen wanneer u hem duwt.
- Na het parkeren van uw auto trapt u het rempedaal in en zet u
de selectiehendel in stand [P] met het contact in stand [ON] of
terwijl de motor draait.
- Ontgrendel de parkeerrem als deze is geactiveerd Bij
auto's met EPB (elektronische parkeerrem) trapt u het rempedaal in met
het contact in stand [ON] of terwijl de motor draait om de parkeerrem
uit te schakelen Als de functie [AUTO HOLD] is gebruikt tijdens het
rijden (als het controlelampje [AUTO HOLD] op het instrumentenpaneel
brandt), drukt u op de schakelaar [AUTO HOLD] en zou de functie [AUTO
HOLD] moeten worden uitgeschakeld.
- Houd het rempedaal ingetrapt en zet het contact in stand [OFF]
Bij auto's die zijn uitgerust met een Smart Key kan het contact
alleen in stand [OFF] worden gezet wanneer de selectiehendel in stand
[P] staat.
- Zet de selectiehendel in stand [N] (neutraal) terwijl u het
rempedaal intrapt en tegelijkertijd op de toets [SHIFT LOCK RELEASE]
drukt of een gereedschap (b.v. een platte schroevendraaier) in de
[SHIFT LOCK RELEASE] opening steekt en naar beneden duwt. De auto zal
dan bewegen als er van buitenaf op geduwd wordt.
LET OP
- Als u de auto niet in de neutrale stand parkeert, moet u deze voor de veiligheid altijd parkeren in stand [P] (parkeren) en de parkeerrem inschakelen.
- Contoleer voordat u in stand [N] (neutraal) parkeert eerst dat de parkeerplek vlak is. Parkeer niet in stand [N] op hellingen of aflopend terrein. Als de auto in stand [N] wordt geparkeerd en achtergelaten, kan deze bewegen en ernstig letsel en verwondingen veroorzaken.
- Nadat het contact is uitgezet, kan de elektronische parkeerrem niet worden uitgeschakeld.
- Bij auto's met EPB (elektronische parkeerrem) waarbij de functie [AUTO HOLD] is gebruikt tijdens het rijden, is de elektronische parkeerrem automatisch ingeschakeld als het contact in de stand [OFF] is gezet. De functie [AUTO HOLD] moet daarom worden uitgeschakeld voordat het contact wordt uitgezet.
D (rijden)
Dit is de normale stand voor het rijden in voorwaartse richting. De
transmissie schakelt automatisch tussen de zes versnellingen vooruit voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik bij optimale prestaties Druk
voor extra vermogen tijdens inhaalmanoeuvres of het beklimmen van een
steile helling het gaspedaal volledig in (meer dan 82%) totdat de kickdown
(indien van toepassing) in werking treedt met een klikkend geluid. Hierdoor
zal de automatische transmissie automatisch een lagere versnelling kiezen.
OPMERKING
- Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand D (rijden) wordt ingeschakeld.
- Het klikkende geluid dat wordt veroorzaakt door de kickdown als u het gaspedaal helemaal intrapt is normaal.
Handmatige modus
De handmatige modus kan vanuit stilstand of tijdens het rijden worden
ingeschakeld door de selectiehendel vanuit stand D (rijden) naar rechts te
bewegen Druk de selectiehendel terug naar links om stand D (rijden) weer
in te schakelen In de handmatige modus kunt u snel overschakelen
tussen de versnellingen door de selectiehendel naar voren en naar achteren
te bewegen.
Omhoog (+): Druk de selectiehendel één keer naar voren om één
versnelling op te schakelen.
Omlaag ( ): Trek de selectiehendel één keer naar achteren om één
versnelling terug te schakelen.
OPMERKING
- In de handmatige modus moet de bestuurder zelf opschakelen in overeenstemming met de wegomstandigheden en ervoor zorgen dat het motortoerental beneden het rode gebied blijft.
- In de handmatige modus kunnen alleen de zes versnellingen vooruit gekozen worden. Zet de selectiehendel in stand R (achteruit) of P (parkeren) om de auto respectievelijk achteruit te rijden of te blokkeren bij het parkeren.
- In de handmatige modus wordt automatisch teruggeschakeld wanneer de auto snelheid mindert. Als de auto tot stilstand komt, wordt automatisch de eerste versnelling ingeschakeld.
- Als in de handmatige modus het motortoerental het rode gebied nadert, schakelt de transmissie automatisch op.
- Om de voorgeschreven prestaties en veiligheid te waarborgen, wordt er soms niet geschakeld wanneer de selectiehendel wordt bediend.
- Druk de selectiehendel naar voren (+) bij het wegrijden op een glad wegdek. Hierdoor schakelt de transmissie naar de 2e versnelling, die beter geschikt is voor het soepel wegrijden op een gladde ondergrond. Trek de selectiehendel naar achteren ( ) om de eerste versnelling weer in te schakelen.
Paddle shifter (indien van toepassing)
De paddle shifter kan worden gebruikt als de selectiehendel in stand D of
in de handmatige stand staat.
Met de selectiehendel in stand D
De paddle shifter kan worden bediend als de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h Trek één keer aan de [+] of [ ] paddle shifter om een versnelling
op of terug te schakelen en het systeem van de automatische stand in de
handmatige stand te zetten.
Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/h, als u het gaspedaal langer dan 5
seconden ingetrapt heeft of als u de selectiehendel van stand D (rijden)
in de handmatige stand en vervolgens van de handmatige stand weer in stand
D (rijden) zet, schakelt het systeem van de handmatige stand naar de
automatische stand.
Met de selectiehendel in de handmatige modusMet de
selectiehendel in de handmatige modus
Trek een keer aan de [+] of [ ] paddle shifter om een versnelling op of
terug te schakelen.
OPMERKING Als u gelijktijdig aan de paddle shifters [+] en [ ] trekt, kunt u geen andere versnelling inschakelen.
Schakelblokkeersysteem
De automatische transmissie heeft een schakelblokkeersysteem dat voorkomt
dat de selectiehendel uit stand P (parkeren) in stand R (achteruit) kan
worden gezet zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt De transmissie
vanuit stand P (parkeren) in stand R (achteruit) zetten:
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Start de motor of zet het contact AAN.
- Beweeg de selectiehendel.
Als u het rempedaal herhaaldelijk intrapt en loslaat met de selectiehendel
in de stand P (parkeren), kunt u bij de selectiehendel een ratelend geluid
horen en een trilling voelen. Dit is een normaal verschijnsel.
WAARSCHUWING Trap het rempedaal altijd helemaal in voordat u de selectiehandel uit de stand P zet en terwijl u dit doet, om te voorkomen dat de auto onbedoeld gaat rijden, waardoor mensen in of in de buurt van de auto letsel op zouden kunnen lopen.
Schakelblokkeersysteem uitschakelen
Als u de selectiehendel niet vanuit stand P (parkeren) in stand R
(achteruit) kunt zetten met het rempedaal ingetrapt, voer dan de volgende
handelingen uit:
- Plaats het contact in stand LOCK/ OFF.
- Activeer de parkeerrem.
- Verwijder voorzichtig het afdekkapje (1) van de opening voor
het vrijgeven van de schakelblokkering.
- Steek een schroevendraaier in de opening en duw de
schroevendraaier naar beneden.
- Beweeg de selectiehendel.
- Verwijder de schroevendraaier uit de opening voor het uitschakelen
van de schakelblokkering en plaats het afdekkapje.
- Laat het systeem nakijken door een professionele werkplaats.
Kia raadt aan om een officiële Kia dealer/ servicepartner te bezoeken.
Sleutelblokkeersysteem (indien van toepassing)
De sleutel kan alleen uit het contact worden genomen als de selectiehendel
in stand P (parkeren) staat.
LESEN SIE MEHR:
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P
(parkeren) of N (neutraal) in een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto
nog niet volledig tot stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen
voordat stand R (achteruit) of D (rijden) wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is
bijzonder gevaarlijk Laat het voertuig bij het rijden altijd in een
versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt.
Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren.
Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug
naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor.
Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Anders kan de
lagere versnelling misschien niet worden ingeschakeld.
Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op
stand P (parkeren) van de transmissie om het voertuig op zijn plaats
te houden.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde
ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en
schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de
controle over uw auto kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk
brandstofverbruik moet het gaspedaal met een gelijkmatige beweging
worden ingetrapt en losgelaten.
Besteed aandacht aan de volgende punten om zuinig en milieuvriendelijk
te
rijden:
Gebruik van de ECO-modus
Bij gebruik van de ECO-modus kan het koppel dat correspondeert
met de
mate waarin het gaspedaal wordt ingetrapt geleidelijker worden
afgegeven
dan onder normale omstandigheden. Bovendien wordt de werking van de
airconditioning
(verwarmen/koelen) geminimaliseerd zodat er minder brandstof
verbruikt wordt.