De juiste zitpositie innemen
WAARSCHUWING
Zet de rugleuning niet te ver achterover. Daardoor kan de inzittende
namelijk onder de veiligheidsgordel doorglijden, wat bij een botsing tot
ernstig letsel kan leiden.
Ga altijd rechtop tegen uw rugleuning zitten, met uw voeten op de vloer.
Plaats geen voorwerpen hoger dan de bovenkant van de rugleuning. Als u
deze instructie niet opvolgt, kan dit leiden tot al dan niet dodelijke
verwondingen bij bruusk remmen of een botsing.
Wanneer u de veiligheidsgordel correct draagt, kunnen de stoel, hoofdsteun,
veiligheidsgordel en airbags bij een eventuele aanrijding optimale
bescherming bieden.
Er wordt aangeraden de volgende richtlijnen in acht te nemen:
- Ga rechtop zitten met de onderzijde van uw rug zover mogelijk naar
achteren.
- Kantel de rugleuning niet zo ver dat uw torso meer dan 30º ten opzichte
van de positie rechtop is.
- Stel de hoofdsteun zodanig in, dat de bovenzijde gelijkligt met de
bovenzijde van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover mogelijk naar voren in.
Zorg hierbij ervoor dat u comfortabel zit.
- Houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel. We raden een
afstand van minimaal 25 cm tussen uw borstbeen en de kap van de airbag aan.
- Houd het stuurwiel met licht gebogen armen vast.
- Buig uw benen licht zodat u de pedalen volledig kunt indrukken.
- Leg de schouderriem van de veiligheidsgordel over het midden van uw
schouder en de heupriem strak over uw heupen.
Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle
over de auto hebt.
LESEN SIE MEHR:
WAARSCHUWINGStel de hoofdsteunen correct af voordat u in de auto plaatsneemt en ermee
gaat rijden. Dit helpt het risico op nekletsel in geval van een ongeval te
minimaliseren. Verstel de hoofdsteun niet tijdens het rijden.
Breng de hoofdsteunen achteraan omhoog wanneer er passagiers op de
achterbank zitten.
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over
een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.