Energiebesparingsfunctie
- Deze functie voorkomt dat de accu ontladen raakt. Het systeem
schakelt automatisch de parkeerlichten uit wanneer de contactsleutel
wordt verwijderd (Smart Key: het contact uitgeschakeld wordt) en het
portier aan bestuurderszijde wordt geopend.
- De parkeerlichten worden automatisch uitgeschakeld als de auto
in het donker langs de kant van de weg wordt geparkeerd Volg
onderstaande procedure als de parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de contactsleutel is verwijderd (Smart Key: het contact is
uitgeschakeld):
- Open het portier aan bestuurderszijde.
- Schakel de parkeerlichten uit en weer aan met de
lichtschakelaar op de stuurkolom.
LET OP Als de bestuurder de auto verlaat via een ander portier dan het bestuurdersportier, werkt de
energiebesparingsfunctie niet. Hierdoor zal de accu ontladen raken.
Schakel in dit geval de verlichting uit voordat u de auto verlaat.
Follow me home koplampen
Als u het contact in de stand ACC of OFF zet met ingeschakelde koplampen,
blijven de koplampen gedurende ongeveer 5 minuten branden. De koplampen
worden echter 15 seconden nadat het bestuurdersportier is geopend en gesloten
uitgeschakeld De koplampen kunnen worden uitgeschakeld door tweemaal op
de vergrendeltoets van de afstandsbediening (of Smart Key) te drukken of
door de lichtschakelaar in de stand UIT te zetten.
Dagrijverlichting
Door dagrijverlichting (DRL) kunnen medeweggebruikers uw auto overdag
beter zien. DRL kan onder verschillende rijomstandigheden handig zijn,
maar vooral in de periode rond zonsopgang en zonsondergang Het
DRL systeem wordt uitgeschakeld als:
- De koplampen worden ingeschakeld.
- De motor UIT staat.
- De mistlamp vóór AAN is.
- Parkeerrem inschakelen.
Intelligente bochtverlichting
Wanneer u door een bocht rijdt, schakelt de intelligente bochtverlichting
automatisch in voor een beter zicht en meer veiligheid. Het systeem werkt
als volgt automatisch:
- Wanneer de koplampen zijn ingeschakeld
- Wanneer de stuurwielhoek meer dan 25~35 graden bedraagt
(verschilt afhankelijk van de rijsnelheid)
- Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 3 km/h
- Tijdens vooruit rijden
Aanpassen aan links of rechts rijdend verkeer (Europa)
De dimlichtbundel is asymmetrisch. Als u naar een land gaat waar het
verkeer links rijdt, kan dit asymmetrische deel tegemoetkomend verkeer
verblinden Om verblinding te voorkomen schrijven ECE regels verschillende
technische oplossingen voor (bijv. een automatisch aanpassingssysteem,
afplakken of de koplampen lager afstellen). Deze koplampen zijn ontworpen
om afgesteld te worden via de modus gebruikersinstellingen in het
instrumentenpaneel
LESEN SIE MEHR:
De lichtschakelaar heeft een stand voor het dimlicht en het parkeerlicht
Draai, om de verlichting te bedienen, de knop op het uiteinde van de
combischakelaar naar een van de volgende standen:
UIT
Automatisch/AFLS
Parkeerlicht
Dimlicht
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is
bijzonder gevaarlijk Laat de auto bij het afrijden van een helling
altijd in een versnelling staan.\
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt.
Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren.
Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug
naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor.
Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Hiermee voorkomt u
dat de motor met een te hoog toerental gaat draaien, wat schadelijk
kan zijn voor de motor.
Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind.
Dan kunt u de auto beter onder controle houden.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen
voordat u de stand R (achteruit) inschakelt. Anders kan de transmissie
beschadigd raken Om de stand R (achteruit) in te schakelen, moet u
het koppelingspedaal intrappen, de versnellingspook in de vrijstand
zetten, 3 seconden wachten en dan de versnellingspook in de stand R
(achteruit) zetten.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde
ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en
schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de
controle over uw auto kunt verliezen.