Instructieboekje, auto handleidingen

Handmatig in- en uitschakelen van het grootlicht

Dimlicht inschakelen Trek de hendel in de oorspronkelijke stand.

Het controlelampje van het Automatic High Beam-systeem dooft.

Duw de hendel van u af om het Automatic High Beam-systeem weer in te schakelen.

Bedienen van verlichting en ruitenwissers

Grootlicht inschakelen Druk de schakelaar van het Automatic High Beam-systeem in.

Het controlelampje van het Automatic High Beam-systeem dooft en het controlelampje van het grootlicht gaat branden.

Druk de schakelaar in om het Automatic High Beam-systeem weer in te schakelen.

Bedienen van verlichting en ruitenwissers

Voorwaarden voor het automatisch in- en uitschakelen van het grootlicht

  • Als aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan, wordt het grootlicht automatisch ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde):
    • De rijsnelheid is ongeveer 40 km/h of hoger.
    • Het gebied voor de auto is niet verlicht.
    • Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of achterlichten.
    • Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
  • Als aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan, wordt het grootlicht automatisch uitgeschakeld:
    • De rijsnelheid is lager dan ongeveer 30 km/h.
    • Het gebied voor de auto is verlicht.
    • Tegenliggers of voorliggers hebben de koplampen of achterlichten ingeschakeld.
    • Er bevinden zich veel straatlantaarns op de weg voor u.

Informatie werking camerasensor

  • In de volgende situaties wordt het grootlicht mogelijk niet automatisch uitgeschakeld:
    • Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
    • Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
    • Als tegenliggers of voorliggers niet kunnen worden gesignaleerd als gevolg van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
    • Wanneer tegenliggers opdoemen in de rechter tegemoetkomende rijstrook op een brede weg
    • Wanneer de verlichting van tegenliggers of voorliggers niet is ingeschakeld
  • Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld als een tegenligger wordt gesignaleerd die zijn mistlampen aan heeft terwijl de koplampen uit zijn.
  • Door de aanwezigheid van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of verlichte billboards en andere reflecterende objecten wordt mogelijk geschakeld van grootlicht naar dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk ingeschakeld.
  • De volgende factoren kunnen van invloed zijn op de reactietijd voor het in- of uitschakelen van het grootlicht:
    • De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenliggers en voorliggers
    • De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
    • Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
    • Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
    • De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het wegdek, enz.)
    • Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage in de auto
  • Het grootlicht wordt mogelijk onverwacht in- of uitgeschakeld.
  • Fietsen of vergelijkbare voertuigen worden mogelijk niet gesignaleerd.
  • In de volgende situaties kan het systeem de helderheid van het omgevingslicht mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk branden of gaat het grootlicht knipperen of worden voetgangers, tegenliggers of voorliggers verblind. Als dat het geval is, moet handmatig geschakeld worden tussen grootlicht en dimlicht.
    • Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
    • Als het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
    • Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
    • Als de camerasensor vervormd of vuil is
    • Als de temperatuur van de camerasensor extreem hoog is
    • Als de helderheid van het omgevingslicht overeenkomt met die van koplampen, achterlichten of mistlampen
    • Als de koplampen of achterlichten van tegenliggers of voorliggers zijn uitgeschakeld, vuil zijn, een andere kleur hebben of niet correct zijn afgesteld
    • Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. van een voorligger
    • In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
    • Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt gereden, of over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinkerwegen, grindwegen, enz.)
    • Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
    • Als er zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een verkeersbord of spiegel, voor de auto bevindt
    • Als de achterzijde van een voorligger sterk spiegelend is, zoals een container op een truck
    • Als de koplampen van de auto beschadigd of vuil zijn, of niet correct zijn afgesteld
    • Als de auto naar één kant overhelt door bijvoorbeeld een lekke band, of aan de achterzijde wat lager ligt doordat een aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
    • Als herhaaldelijk op een abnormale manier wordt geschakeld tussen grootlicht en dimlicht
    • Als de bestuurder meent dat het grootlicht mogelijk knippert of voetgangers of andere bestuurders verblindt
    • Als de auto wordt gebruikt in een gebied waar men aan de andere kant van de weg rijdt. Bijvoorbeeld, een auto bestemd voor rechtsrijdend verkeer in een gebied voor linksrijdend verkeer of vice versa

    LESEN SIE MEHR:

     Lexus IS 300h (XE30) - Instructieboekje (2016-2020) > Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem

    1. Duw de hendel van u af terwijl de lichtschakelaar in de stand of staat.

     Lexus IS 300h (XE30) - Instructieboekje (2016-2020) > Schakelaar mistlampen

    De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige rijomstandigheden, zoals bij regen of mist. Schakelt het mistachterlicht in

     Lexus IS 300h (XE30) - Instructieboekje (2016-2020) > Uitstroomopeningen

    ■ Plaats van uitstroomopeningen De uitstroomopeningen en luchthoeveelheid veranderen overeenkomstig de geselecteerde luchtcirculatiemodus. ■ Afstellen van de stand en de mate van opening van de uitstroomopeningen Voor