Informatiedisplay
Kilometerteller
Aangebracht aan de onderzijde van de informatiedisplay. Registreert de
totale afstand die de auto heeft afgelegd.
Kompas
Toont de richting waarin de auto rijdt.
Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
Toont de temperatuur van de koelvloeistof. Bij normale bedrijfstemperatuur
blijft de naald in het centrale gedeelte. Wanneer de wijzer in het rode
gebied komt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en
stel de oorzaak vast zodra de motor is afgekoeld.
N.B.: Start de motor niet
voordat de oorzaak voor de oververhitting is verholpen.
WAARSCHUWINGVerwijder de dop van het koelvloeistofreservoir nooit wanneer de motor
loopt of op bedrijfstemperatuur is.
LESEN SIE MEHR:
N.B.:
De brandstofmeter kan
licht afwijken wanneer uw auto op een helling rijdt.
Zet het contact aan. De brandstofmeter geeft aan hoe veel brandstof er
ongeveer in de brandstoftank resteert. De pijl naast het
brandstofpompsymbool geeft aan, aan welke zijde van uw auto zich de
brandstofvulklep bevindt.
Gebruik de slimme parkeerhulp in de volgende gevallen niet.
Parkeerplaats in een bocht.
Op hellingen.
Een auto die is beladen met bagage die langer of breder is dan de auto.
Schuine parkeerplaatsen.
Hevige sneeuw of regen.
Naast een ronde of smalle paal of een paal waar omheen objecten
zoals een brandblusser, enz. staan.
De positie van de sensor is onjuist als gevolg van een aanrijding.
Hobbelige wegen.
Een auto die is uitgerust met sneeuwkettingen of een reservewiel.
Lagere of hogere bandenspanning dan de standaardbandenspanning.
Een aanhanger achter de auto.
Gladde of oneffen weg.
Grote voertuigen zoals een bus of vrachtwagen die is
geparkeerd.
Vuil zoals sneeuw of water op de sensor.
Jsvorming op de sensor.
Een geparkeerde (motor)fiets.
Er staat een obstakel, zoals een vuilnisbak, fiets,
winkelwagentje, enz. in de buurt.
Bij storm.
Band gewisseld naar niet goedgekeurd formaat.
Een probleem met de wieluitlijning.
Er is een accessoire in het detectiegebied van de sensoren
gemonteerd (zoals een kentekenplaathouder) .
De auto helt sterk over naar één zijde.
Fel zonlicht of zeer lage buitentemperaturen.
Ultrasoonstoringen van andere voertuigen, zoals claxons van
andere voertuigen, storingen veroorzaakt door motoren van
motorfietsen, storingen veroorzaakt door luchtremmen van vrachtwagens
en storingen veroorzaakt door parkeerhulpsystemen van andere
voertuigen.