Instructieboekje, auto handleidingen

Informatiedisplay

Kilometerteller

Aangebracht aan de onderzijde van de informatiedisplay. Registreert de totale afstand die de auto heeft afgelegd.

Kompas

Toont de richting waarin de auto rijdt. 

Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter

Toont de temperatuur van de koelvloeistof. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de naald in het centrale gedeelte. Wanneer de wijzer in het rode gebied komt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en stel de oorzaak vast zodra de motor is afgekoeld.

N.B.:  Start de motor niet voordat de oorzaak voor de oververhitting is verholpen.

WAARSCHUWING

Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir nooit wanneer de motor loopt of op bedrijfstemperatuur is.

    LESEN SIE MEHR:

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Type 3

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Brandstofpeilmeter

    N.B.:  De brandstofmeter kan licht afwijken wanneer uw auto op een helling rijdt. Zet het contact aan. De brandstofmeter geeft aan hoe veel brandstof er ongeveer in de brandstoftank resteert. De pijl naast het brandstofpompsymbool geeft aan, aan welke zijde van uw auto zich de brandstofvulklep bevindt.

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Gevallen waarbij het systeem niet mag worden gebruikt

    Gebruik de slimme parkeerhulp in de volgende gevallen niet. Parkeerplaats in een bocht. Op hellingen. Een auto die is beladen met bagage die langer of breder is dan de auto. Schuine parkeerplaatsen. Hevige sneeuw of regen. Naast een ronde of smalle paal of een paal waar omheen objecten zoals een brandblusser, enz. staan. De positie van de sensor is onjuist als gevolg van een aanrijding. Hobbelige wegen. Een auto die is uitgerust met sneeuwkettingen of een reservewiel. Lagere of hogere bandenspanning dan de standaardbandenspanning. Een aanhanger achter de auto. Gladde of oneffen weg. Grote voertuigen zoals een bus of vrachtwagen die is geparkeerd. Vuil zoals sneeuw of water op de sensor. Jsvorming op de sensor. Een geparkeerde (motor)fiets. Er staat een obstakel, zoals een vuilnisbak, fiets, winkelwagentje, enz. in de buurt. Bij storm. Band gewisseld naar niet goedgekeurd formaat. Een probleem met de wieluitlijning. Er is een accessoire in het detectiegebied van de sensoren gemonteerd (zoals een kentekenplaathouder) . De auto helt sterk over naar één zijde. Fel zonlicht of zeer lage buitentemperaturen. Ultrasoonstoringen van andere voertuigen, zoals claxons van andere voertuigen, storingen veroorzaakt door motoren van motorfietsen, storingen veroorzaakt door luchtremmen van vrachtwagens en storingen veroorzaakt door parkeerhulpsystemen van andere voertuigen.