Instructieboekje, auto handleidingen

Instellen

Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende automatische functies van de ruitenwissers mogelijk:

  • automatische werking van de ruitenwissers vóór,
  • automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.

Handmatige functies

De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.

Uitvoering met handbediende ruitenwissers (interval)

Ruitenwisserschakelaar

Uitvoering met automatische ruitenwissers

Ruitenwisserschakelaar

Ruitenwissers vóór

Wissnelheid:

hoge snelheid (hevige neerslag),

normale snelheid (matige regenval),

interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid),

uit,

één keer wissen (duw de hendel even omlaag),

automatisch (omlaag duwen en loslaten), één wisslag (de hendel even naar u toe trekken).

Ruitenwisser achter

Ruitenwisser achter

Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:

Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep.

Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het display van het instrumentenpaneel.

  uit,

interval,

wissen en sproeien (gedurende enige tijd).

Achteruitversnelling

Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.

Instellen

Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van het display van het instrumentenpaneel.

Deze functie is standaard geactiveerd.

    LESEN SIE MEHR:

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Ruitenwisserschakelaar

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers

    Trek de ruitenwisserschakelaar enkele seconden naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.

     Lexus IS 300h (XE30) - Instructieboekje (2016-2020) > Motorolie

    Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme, afgezette motor. ■ Controle van motorolie 1. Plaats de auto op een horizontale ondergrond. Wacht, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en het hybridesysteem is uitgeschakeld, minstens 5 minuten om de olie de gelegenheid te geven naar het carter terug te stromen.