Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende automatische functies van de ruitenwissers mogelijk:
Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.
Uitvoering met handbediende ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Wissnelheid:
hoge snelheid (hevige neerslag),
normale snelheid (matige regenval),
interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid),
uit,
één keer wissen (duw de hendel even omlaag),
automatisch (omlaag duwen en loslaten), één wisslag (de hendel even naar u toe trekken).
Ruitenwisser achter
Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:
Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het display van het instrumentenpaneel.
uit,
interval,
wissen en sproeien (gedurende enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van het display van het instrumentenpaneel.
Deze functie is standaard geactiveerd.