Instructieboekje, auto handleidingen

Minimumbrandstofniveau

Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.

Als dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.

Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt, gaat dit lampje elke keer dat het contact wordt aangezet opnieuw branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding. Dit geluidssignaal en deze melding worden met een toenemende frequentie herhaald naarmate het niveau daalt en dichter bij de "0" komt.

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan.

Onderbreking brandstoftoevoer

Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer afsluit.

    LESEN SIE MEHR:

     Citroen DS5 - Instructieboekje (2011-2018) > Tanken

    Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt, wordt deze stijging van het brandstofniveau niet weergegeven op de brandstofmeter.

     Citroen DS5 - Instructieboekje (2011-2018) > Brandstof voor benzinemotoren

    Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Goede rijgewoonten

    Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P (parkeren) of N (neutraal) in een andere stand wordt gezet. Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto nog niet volledig tot stilstand is gekomen. Zorg ervoor dat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen voordat stand R (achteruit) of D (rijden) wordt ingeschakeld. Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder gevaarlijk Laat het voertuig bij het rijden altijd in een versnelling staan. Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren. Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor. Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Anders kan de lagere versnelling misschien niet worden ingeschakeld. Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op stand P (parkeren) van de transmissie om het voertuig op zijn plaats te houden. Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de controle over uw auto kunt verliezen. Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruik moet het gaspedaal met een gelijkmatige beweging worden ingetrapt en losgelaten.