Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Zolang er niet voldoende brandstof is
bijgetankt, gaat dit lampje elke keer dat het
contact wordt aangezet opnieuw branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding. Dit geluidssignaal en deze melding
worden met een toenemende frequentie
herhaald naarmate het niveau daalt en dichter
bij de "0" komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
LESEN SIE MEHR:
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op
biobrandstoffen van het type E10
(deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan
de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn
EN 15293.
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P
(parkeren) of N (neutraal) in een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto
nog niet volledig tot stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen
voordat stand R (achteruit) of D (rijden) wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is
bijzonder gevaarlijk Laat het voertuig bij het rijden altijd in een
versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt.
Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren.
Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug
naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor.
Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Anders kan de
lagere versnelling misschien niet worden ingeschakeld.
Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op
stand P (parkeren) van de transmissie om het voertuig op zijn plaats
te houden.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde
ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en
schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de
controle over uw auto kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk
brandstofverbruik moet het gaspedaal met een gelijkmatige beweging
worden ingetrapt en losgelaten.