Parkeerhulp voor
De sensoren aan de voorzijde zijn actief als de transmissie NIET in de
parkeerstand (P) staat en als uw auto met lage snelheid rijdt.
Het sensorbereik beslaat tot 70 cm vanaf de voorbumper. Het
dekkingsgebied neemt af bij de buitenhoeken.
Wanneer uw auto een object nadert, klinkt een waarschuwingstoon.
Naarmate uw auto een voorwerp nadert, neemt het tempo van het
geluidssignaal toe. Het geluidssignaal klinkt continu wanneer een object
30 cm of minder van de voorbumper verwijderd is.
U kunt het systeem uitschakelen via het informatiedisplay of via het
pop-upbericht dat verschijnt wanneer u de transmissie in de achteruit
(R) zet. Indien uw auto een parkeerhulpknop heeft, kunt u het systeem
uitschakelen door op de knop te drukken.
Indicatie van afstand tot obstakel
Het systeem biedt via het informatiedisplay een indicatie van de afstand
tot een obstakel.
De indicatie wordt weergegeven:
- Naarmate de afstand tot het obstakel afneemt, gaan de
aanduidingsblokken branden en richting het autopictogram bewegen.
- Als er geen obstakel wordt gedetecteerd, worden de
afstandsaanduidingsblokken in het grijs weergegeven.
Als de transmissie in de achteruit (R) staat, geeft het sensorsysteem
aan de voorkant geluidssignalen wanneer de auto in beweging is en het
gedetecteerde obstakel zich in de richting van de auto beweegt. Zodra de
auto stilstaat, stopt het geluidssignaal na twee seconden. De visuele
aanduiding is altijd aanwezig in de achteruit (R).
Als de transmissie in de vooruit (D) of in een andere vooruitversnelling
staat (bijvoorbeeld laag (L), sport (S) of elke vooruitversnelling bij
handgeschakelde transmissies), geeft het sensorsysteem voor door middel
van beeld en geluid waarschuwingen wanneer uw auto met een snelheid van
minder dan 8 km/h beweegt en een obstakel zich binnen het sensorbereik
bevindt. Zodra de auto stilstaat, stopt het geluidssignaal na twee
seconden en stopt de visuele aanduiding na vier seconden. Als de
gedetecteerde obstakels zich op minder dan 30 cm afstand bevinden,
blijft de visuele afstandsaanduiding aan.
Als de transmissie in neutraal (N) staat, geeft het systeem alleen een
visuele aanduiding wanneer uw auto beweegt met 8 km/h of minder en een
obstakel zich binnen het detectiegebied bevindt. Zodra uw auto
stilstaat, stopt de visuele afstandsaanduiding na vier seconden.
LESEN SIE MEHR:
De achtersensoren werken alleen als de transmissie in de achteruit (R)
staat. Met het dichter naderen van het obstakel, neemt het tempo van de
akoestische waarschuwingssignalen toe. Als het obstakel minder dan 30 cm
ver is, klinkt het geluidssignaal continu. Als het systeem verder dan
30 cm vanaf de hoeken van de bumper een voorwerp herkent dat stilstaat
of van de auto af beweegt, klinkt het geluid maar 3 seconden. Zodra het
systeem een naderend voorwerp ontdekt, klinkt de waarschuwing opnieuw.
Het sensorbereik beslaat tot 1,8 m vanaf de achterbumper. Er is mogelijk
een kleiner detectiegebied rond de bumperhoeken.
Het zijsensorsysteem gebruikt de sensoren aan de voor- en achterzijde om
obstakels binnen het pad dat uw auto aflegt, in de buurt van de zijkanten
van uw auto, te detecteren en in kaart te brengen. De zijsensoren werken als
de transmissie in een andere stand dan de parkeerstand (P) staat.
De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort
en zicht in het interieur.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.