Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
- Duw de lichtschakelaar binnen één
minuut na het afzetten van het contact
omhoog of omlaag om de parkeerlichten
aan de kant van het verkeer in te
schakelen (voorbeeld: rechts van de weg
parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door
een geluidssignaal en het branden van
het controlelampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middenstand of zet het
contact aan.
LESEN SIE MEHR:
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
De instapverlichting wordt afhankelijk van de
door de lichtsensor gesignaleerde hoeveelheid
licht geactiveerd om op donkere plaatsen het
lokaliseren van de auto en het instappen te
vergemakkelijken.
WAARSCHUWINGHet is heel gevaarlijk om in de bagageruimte of laadbak van een auto mee
te rijden. Bij een aanrijding is het risico op ernstige verwondingen of
overlijden groter voor personen die in de bagageruimte of de laadbak
meerijden. Laat niemand op een plek in uw auto zonder stoelen en
veiligheidsgordels meerijden. Zorg ervoor dat iedereen in uw auto op een
stoel zit en op een correcte manier een veiligheidsgordel draagt. Wanneer
deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstige of dodelijke
verwondingen tot gevolg hebben.
Zorg dat u de achterklep volledig sluit om te voorkomen dat uitlaatgassen
de auto binnendringen. Als u de achterklep niet volledig kunt sluiten, open
dan de luchtroosters of de ruiten, zodat verse lucht in uw voertuig kan
stromen. Als u deze instructie negeert, kan dat letsel of de dood tot gevolg
hebben.