Instructieboekje, auto handleidingen

Aandrijving op alle wielen gebruiken

Bij aandrijving op alle wielen worden alle wielen gebruikt om de auto aan te drijven. Hiermee wordt de grip vergroot en kunt u door terreinen en over wegen rijden waar een conventioneel voertuig met tweewielaandrijving niet kan rijden. Het AWD-systeem wordt ingeschakeld wanneer dat nodig is; u hoeft daarvoor niets te doen.

N.B.:  Met de aandrijving op alle wielen kan uw auto in sommige gevallen ook offroad worden gebruikt als de ondergrond relatief vlak is, er geen obstakels zijn en verder ook vergelijkbaar is met normale wegen. Als u uw auto gebruikt onder andere omstandigheden dan de hiervoor genoemde, kan het voertuig te zwaar worden belast, wat kan leiden tot schade die niet onder uw garantie valt.

N.B.:  Er gaat een waarschuwingslampje in het informatiedisplay branden bij een storing in het AWD-systeem .  Als er sprake is van een storing in het AWD-systeem, schakelt de auto over naar aandrijving op alleen de voorwielen. Wanneer dit waarschuwingsbericht wordt weergegeven, moet u uw auto voor onderhoud naar een erkende dealer brengen.

N.B.:  Er wordt een waarschuwingsbericht in het informatiedisplay weergegeven als het AWD-systeem oververhit raakt .  Deze toestand kan zich voordoen als het voertuig onder extreme omstandigheden is gebruikt met ernstig slippende wielen, bijvoorbeeld in diep zand. Om de normale AWD-functie zo snel mogelijk te herstellen, stopt u het voertuig op een veilige plaats en zet u de motor uit en wacht u ten minste 10 minuten. Nadat de motor weer is gestart en het AWD-systeem voldoende is afgekoeld, verdwijnt het waarschuwingsbericht en wordt de normale AWD-functie hersteld.

Gebruik geen reserveband van een andere maat dan de meegeleverde reserveband. Als de minireserveband wordt geplaatst, wordt het AWD-systeem mogelijk automatisch uitgeschakeld en worden alleen de voorwielen aangedreven om de onderdelen van de aandrijflijn te beschermen. Deze toestand wordt door een waarschuwing in het informatiedisplay weergegeven .  Als er een waarschuwing in het informatiedisplay wordt weergegeven wanneer u het reservewiel gebruikt, moet dit bericht weer verdwijnen nadat de gerepareerde normale band weer is gemonteerd of wanneer er een nieuwe band is gemonteerd. Er wordt aanbevolen de gerepareerde of vervangen band zo snel mogelijk aan te brengen. Als de maten van voor- en achterbanden erg afwijken, werkt het AWD-systeem mogelijk niet meer en worden alleen de voorwielen aangedreven of raakt het AWD-systeem beschadigd.

Rijden onder speciale omstandigheden met vierwielaandrijving (AWD)

Auto's met vierwielaandrijving zijn geschikt voor het rijden op zand, sneeuw, modder en slechte wegen en beschikken over eigenschappen die zowel op de snelweg als op andere typen wegen enigszins verschillen van die van conventionele auto's.

Onder zeer zware omstandigheden wordt de airconditioning mogelijk regelmatig in- en uitgeschakeld om oververhitting van de motor te voorkomen.

Basisregels bij het rijden onder speciale omstandigheden
  • Rijd langzamer bij een sterke zijwind (deze kan van invloed zijn op de normale stuureigenschappen van de auto).
  • Rijd zeer voorzichtig op een weg die glad is door los zand, water, grind, sneeuw of ijs.
Als u met uw auto van de weg raakt
  • Als u auto van de verharde weg raakt, mindert u vaart, maar remt u niet te hard en rijdt u de weg weer op nadat u uw snelheid hebt verminderd. Stuur niet te scherp wanneer u de verharde weg weer oprijdt.
  • Het is wellicht veiliger om even in de berm te blijven rijden en geleidelijk snelheid te minderen voordat u de weg weer oprijdt. U kunt de controle over de auto verliezen als u geen snelheid mindert of als u een (plotselinge) ruk aan het stuur geeft.
  • Het is vaak beter om kleine voorwerpen, zoals reflectorpaaltjes, te raken waarbij minder schade aan de auto ontstaat dan door te proberen heel snel de weg weer op te rijden omdat de auto hierdoor zijdelings kan wegglijden, u de controle over de auto kunt verliezen of kunt kantelen. Vergeet niet dat uw veiligheid en die van anderen het allerbelangrijkste is.
Als de auto vast komt te zitten

WAARSCHUWING

Zorg dat de parkeerrem altijd volledig is ingeschakeld en zorg dat de versnellingshendel in de eerste versnelling staat. Schakel het contact uit en verwijder de sleutel als u uitstapt.

Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, maar de remwaarschuwingslamp blijft branden, werken de remmen wellicht niet correct. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren.

Laat de wielen niet doorslippen bij een snelheid van meer dan 55 km/h. De banden kunnen defect raken en een passagier of omstander kan letsel oplopen.

N.B.:  Beweeg de auto niet heen en weer als de motor niet op de normale bedrijfstemperatuur is; doet u dit wel, dan kan de transmissie beschadigd raken.

N.B.:  Beweeg de auto niet langer dan een paar minuten heen en weer, omdat anders de transmissie en de banden beschadigd kunnen raken of de motor oververhit kan raken.

Als de auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, mag de auto heen en weer worden bewogen door in een regelmatig patroon te schakelen tussen vooruit en achteruit en te stoppen tussen het schakelen. Trap het gaspedaal in elke versnelling licht in.

Als uw auto is uitgerust met AdvanceTrac met Roll Stability Control, kan het nuttig zijn om het AdvanceTrac met Roll Stability Control-systeem uit te schakelen terwijl u auto probeert heen en weer te bewegen.

Manoeuvreren in noodgevallen
  • Bij een onvermijdelijke noodsituatie waarin u een plotselinge scherpe bocht moet maken, moet u proberen het stuurwiel niet sneller of verder te draaien dan nodig is om de noodsituatie te voorkomen. Als u te snel en te scherp stuurt, hebt u minder controle over het voertuig, niet meer. Geef ook gelijkmatige gas en rem gelijkmatig wanneer u uw rijsnelheid moet aanpassen. Vermijd abrupt sturen, accelereren of remmen omdat u hierdoor minder controle over de auto hebt, kunt kantelen en/of persoonlijk letsel kunt oplopen. Gebruik het hele beschikbare wegdek om de auto weer een veilige rijrichting op te sturen.
  • Voorkom in het geval van een noodstop doorslippen van de banden en vermijd scherpe stuurbewegingen.
  • Als de auto van het ene type wegdek op een andere type wegdek terechtkomt (bijvoorbeeld van beton op grind), reageert de auto anders bij het sturen, accelereren of remmen. Ook in deze situatie moet u niet abrupt sturen, accelereren of remmen.
Zand

Probeer tijdens rijden op zand de vier wielen op het stevigste gedeelte van het terrein te houden. Voorkom reduceren van de bandenspanning, maar schakel naar een lagere versnelling en rijd met een constante snelheid over het terrein. Geef langzaam gas en voorkom dat de wielen gaan slippen.

Rijd niet met uw vierwielaangedreven auto door diep zand. Hierdoor raakt het AWD-systeem oververhit. Nadat het systeem is afgekoeld, werkt het AWD-systeem weer.

Onder zeer zware omstandigheden wordt de airconditioning mogelijk regelmatig in- en uitgeschakeld om oververhitting van de motor te voorkomen.

Rijd niet te snel, omdat dan het momentum van de auto zich tegen u kan keren en de auto zo vast kan komen te zitten dat u hulp nodig hebt van een andere auto. Vergeet niet dat u achteruit kunt rijden als u voorzichtig te werk gaat.

    LESEN SIE MEHR:

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Aandrijving op alle wielen

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Modder en water

    Rijd langzaam wanneer u door hoog water moet rijden. De tractie of het remvermogen is wellicht beperkt.Wanneer u door water rijdt, controleer dan de diepte van het water; vermijd water dat hoger komt dan de onderzijde van de velgen (voor auto's) of hoger dan de onderzijde van de wielnaven (voor vrachtwagens) (indien mogelijk) en rijd langzaam door. Als het ontstekingssysteem nat wordt, kan de motor afslaan.

     Citroen DS5 - Instructieboekje (2011-2018) > Matten

    Bevestigen Plaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: zet de stoel in de achterste stand, plaats de mat, maak de bevestigingen vast door er op te drukken.