Automatische bediening
- Start de auto en selecteer de stand A om
de parkeerrem op automatische bediening
te zetten.
Op het display van het
instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
- de rijstijl,
- het profiel van de weg.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Handmatig schakelen
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuurwiel, bijvoorbeeld
om even snel in te halen.
- Bedien de flippers "+" of "-" achter het
stuur.
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, mits
de snelheid van de auto en het motortoerental
dit toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het
display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet meer
gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer
over op de automatische stand.
LESEN SIE MEHR:
Zet om de auto te starten de selectiehendel
in de stand N.
Houd het rempedaal ingetrapt.
Start de motor.
Als de motor niet aanslaat:
Als de N knippert op het
instrumentenpaneel, zet dan de
selectiehendel in de stand A en
vervolgens in de stand N.
Als de melding "Trap het rempedaal
in" verschijnt, trap het rempedaal dan
steviger in.
Selecteer een modus (stand M of A) of de
achteruitversnelling (stand R).
Zet de parkeerrem vrij als deze niet
automatisch wordt bediend.
Neem uw voet van het rempedaal en geef
gas.
Zet na het starten de selectiehendel in de
stand M om de handbediende stand in te
schakelen.
Bedien de flippers + of -.