Bediening op het stuurwiel
- Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.
- Toets voor het opslaan van de actuele
snelheid als de ingestelde snelheid of voor
het verlagen van de ingestelde snelheid.
- Toets voor het opslaan van de actuele
snelheid als de ingestelde snelheid of voor
het verhogen van de ingestelde snelheid.
- Toets voor het onderbreken / hervatten van
de snelheidsregeling.
- Toets voor het beheer van de geprogrammeerde
snelheden.
De snelheidsregelaar is een rijhulpsysteem;
de bestuurder moet te allen tijde de
snelheidslimieten in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Houd om veiligheidsredenen uw voeten
altijd in de buurt van de pedalen.
Weergave op het instrumentenpaneel
- Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
- Snelheidsregelaar geselecteerd.
- Ingestelde snelheid.
- Selectie van een geprogrammeerde
snelheid.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".
LESEN SIE MEHR:
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een ingestelde
constante snelheid
rijden zonder gas te hoeven geven.
De snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld.
Draai de knop 1 in de stand "CRUISE": de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
Druk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op de toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
■ Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op
om naar de recirculatiemodus te schakelen.
Druk op
om naar de buitenluchtmodus te schakelen.