Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een ingestelde
constante snelheid
rijden zonder gas te hoeven geven.
De snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld.
De auto moet met een snelheid van
minimaal 40 km/h rijden en:
- bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de
vierde versnelling zijn ingeschakeld,
- bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak moet de selectiehendel
in de stand A staan of moet, in de
handbediende stand, minimaal de
tweede versnelling zijn ingeschakeld,
- bij auto's met een automatische versnellingsbak
moet de selectiehendel in de stand D staan of
moet, in de handbediende stand, minimaal de
tweede versnelling zijn ingeschakeld.
De werking van de snelheidsregelaar kan
tijdelijk worden onderbroken (Pause):
- door op de toets 4 te drukken of door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen,
- automatisch, als de dynamische
stabiliteitscontrole in werking treedt.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
LESEN SIE MEHR:
Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van matten die niet door
CITROËN zijn goedgekeurd, kan de werking
van de snelheidsbegrenzer hinderen.
Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.
Toets voor het opslaan van de actuele
snelheid als de ingestelde snelheid of voor
het verlagen van de ingestelde snelheid.
Toets voor het opslaan van de actuele
snelheid als de ingestelde snelheid of voor
het verhogen van de ingestelde snelheid.
Toets voor het onderbreken / hervatten van
de snelheidsregeling.
Toets voor het beheer van de geprogrammeerde
snelheden.
De snelheidsregelaar is een rijhulpsysteem;
de bestuurder moet te allen tijde de
snelheidslimieten in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.