Het systeem in- en uitschakelen
Zet het systeem aan of uit met behulp van het informatiedisplay.
Als het systeem actief is, bewaakt het hoe alert u bent op basis van uw rijgedrag ten opzichte van de rijstrookmarkeringen en andere factoren.Systeemwaarschuwingen
N.B.: Het systeem geeft geen waarschuwingen als u trager dan circa 64 km/h rijdt.Het waarschuwingssysteem werkt in twee fasen. Eerst geeft het systeem een tijdelijke waarschuwing dat u moet rusten. Dit bericht verschijnt slechts gedurende een korte periode. Als het systeem detecteert dat u nog minder alert wordt tijdens het rijden, kan het een andere waarschuwing geven, die langer op het instrumentenpaneel blijft staan. U kunt op OK op de stuurwieltoets drukken om de waarschuwing te wissen.
SysteemdisplayWanneer het systeem actief is, werkt het automatisch op de achtergrond en geeft het uitsluitend een waarschuwing wanneer dat nodig is. U kunt de status te allen tijde bekijken met behulp van het informatiedisplay.
De mate van alertheid wordt weergegeven door zes stappen in een gekleurde balk.De huidige inschatting van uw alertheid ligt binnen het normale bereik.
De huidige inschatting van uw alertheid wijst erop dat u moet rusten van zodra dat op een veilige manier mogelijk is.
De statusbalk verloopt van links naar rechts met het afnemen van het berekende alertheidsniveau. Naarmate de meter dichter bij het pictogram om te rusten komt, verandert de kleur van geel naar rood.
De gele positie wijst erop dat de eerste waarschuwing actief is en de rode positie wijst erop dat de tweede waarschuwing actief is.N.B.: Als u onlangs een waarschuwing hebt gekregen, moet u overwegen om te rusten, zelfs als de huidige inschatting binnen het normale bereik ligt.
N.B.: Als de camerasensor de rijstrookmarkeringen niet kan detecteren of als uw rijsnelheid daalt onder ca. 64 km/h, verandert de mate van alertheid korte tijd naar grijs en meldt het informatiedisplay u dat het systeem niet beschikbaar is.Het systeem resetten
U kunt het systeem als volgt resetten: