De Smart Trunk functie met de Smart Key uitschakelen
- Portieren vergrendelen
- Portieren ontgrendelen
- Achterklep ontgrendelen
Als u op een toets van de Smart Key drukt tijdens de detectie en
WAARSCHUWING sfase, wordt de Smart Trunkfunctie gedeactiveerd Zorg
ervoor dat u op de hoogte bent van de procedure voor het deactiveren van
de Smart Trunk functie, voor het geval zich een noodsituatie voordoet.
OPMERKING
- Als u op de ontgrendelknop (2) drukt, wordt de Smart Trunkfunctie tijdelijk gedeactiveerd. Maar als u vervolgens binnen 30 seconden geen enkel portier opent, wordt de Smart Trunkfunctie weer geactiveerd.
- Als u de knop voor het openen van de achterklep (3) langer dan 1 seconde ingedrukt houdt, wordt de achterklep geopend.
- Als u op de vergrendeltoets voor de portieren (1) of op de toets voor het openen van de achterklep (3) drukt terwijl de Smart Trunkfunctie zich niet in de detectie en WAARSCHUWING sfase bevindt, wordt de functie Smart Trunk functie niet gedeactiveerd.
- Als u de Smart Trunk functie heeft gedeactiveerd door op een toets van de Smart Key te drukken en een portier te openen, kan de Smart Trunk functie weer worden geactiveerd door alle portieren te sluiten en vergrendelen.
LESEN SIE MEHR:
De achterklep kan zonder aanraken worden geopend bij voldoening aan alle
onderstaande voorwaarden.
15 seconden nadat alle portieren zijn gesloten en vergrendeld.
De gebruiker bevindt zich gedurende meer dan 3 seconden in de
detectiezone.
Als de Smart Key wordt gedetecteerd op 50~100 cm van de achterklep,
werkt de Smart Tailgate functie door een welkomstWAARSCHUWING te geven.
Als de Smart Key tijdens de detectieen WAARSCHUWING sfase buiten de
detectiezone wordt gebracht, stopt de WAARSCHUWING onmiddellijk.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en
airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
luchtroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij
blijven.
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt.
Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf
tot tien minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de
filterelementen periodiek
vervangen (zie de rubriek "Controles").