Instructieboekje, auto handleidingen

Gevallen waarbij het systeem niet mag worden gebruikt

De bestuurder kan mogelijk niet via de buitenspiegel worden gewaarschuwd wanneer:

  • De buitenspiegelkast beschadigd of met stof bedekt is.
  • De ruit met stof bedekt is.
  • De ruiten sterk getint zijn

Aandacht van de bestuurder

In de onderstaande situaties moet de bestuurder voorzichtig zijn, omdat het systeem in bepaalde omstandigheden mogelijk geen andere voertuigen of voorwerpen detecteert.

  • Het voertuig rijdt op een bochtige weg of voorbij een slagboom.
  • De sensor is vervuild door regen, sneeuw, modder enz.
  • De achterbumper waarin de sensor zich bevindt, is afgedekt of geblokkeerd door vreemd materiaal zoals een sticker, bumperbescherming, een fietsendrager enz.
  • De achterbumper is beschadigd of de sensor bevindt zich niet meer op de oorspronkelijk ingestelde positie.
  • De voertuighoogte wordt verhoogd of verlaagd door een zware last in de kofferruimte, abnormale bandenspanning enz.
  • Het voertuig rijdt in slechte weersomstandigheden, zoals zware regenval of sneeuw.
  • Het voertuig rijdt naast een vast object, zoals een vangrail.
  • Er is een groot voertuig in de buurt, zoals een bus of vrachtwagen.
  • Er is een (motor)fiets in de buurt.
  • Er bevindt zich een platte oplegger in de buurt.
  • Als twee voertuigen naast elkaar starten en versnellen.
  • Als het andere voertuig aan een hoge snelheid voorbijrijdt.
  • Tijdens het wisselen van rijstrook.
  • Tijdens het op en afrijden van steile wegen, waarbij de hoogte van de rijstrook verschilt.
  • Als het andere voertuig erg dicht nadert.
  • Er hangt een aanhanger of fietsendrager achter de auto.
  • Als de temperatuur van de achterbumper zeer hoog of laag is.
  • Als de sensoren geblokkeerd worden door andere voertuigen, muren of parkeerpalen.
  • Als het gedetecteerde voertuig net als uw voertuig achteruit rijdt.
  • Als er kleine voorwerpen zoals winkelwagentjes of kinderwagens aanwezig zijn.
  • Lage voertuigen, zoals sportwagens.
  • Als andere voertuigen zich dicht bij uw voertuig bevinden.
  • Als het voertuig op de naastgelegen rijstrook twee rijstroken verder weg rijdt OF als het voertuig twee rijstroken dichterbij komt tot op de naastgelegen rijstrook.
  • Als op een smalle weg met veel begroeiing wordt gereden.
  • Als op een glad wegdek wordt gereden.

    LESEN SIE MEHR:

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Kruisend verkeersdetectie (Rear Cross Traffic Alert of RCTA)

    Als uw auto vanuit een parkeerplaats achteruit weg rijdt, detecteert de sensor voertuigen die van links of rechts naderen en informeert de bestuurder.

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Zuinig rijden

    Het brandstofverbruik van uw auto is voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de plaatsen waar u rijdt en de omstandigheden waaronder u rijdt Uw rijstijl is van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter brandstof kunt afleggen. Door de onderstaande suggesties op te volgen, verbruikt uw auto zo min mogelijk brandstof en bespaart u geld op zowel de brandstof als op reparaties en onderhoud: Rijd zo vloeiend mogelijk. Trek geleidelijk op. Rijd niet volgas weg bij een verkeerslicht, trek niet ver door in de versnellingen en houd uw snelheid zo constant mogelijk. Sprint niet van verkeerslicht naar verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel mogelijk aan de snelheid van de overige verkeersdeelnemers aan zodat u niet onnodig moet afremmen of optrekken. Vermijd indien mogelijk verkeersopstoppingen Bewaar altijd voldoende afstand tot uw voorligger, zodat u onnodig remmen kunt voorkomen. Dat beperkt tevens de slijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe harder u rijdt, hoe meer brandstof uw auto verbruikt. Rijden met een constante, niet al te hoge snelheid, vooral op de snelweg, is een van de meest effectieve manieren om brandstof te besparen. Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal. Dat verhoogt het brandstofverbruik en kan tevens de slijtage aan deze componenten bespoedigen. Verder kan, als u uw voet tijdens het rijden op het rempedaal laat rusten, het remsysteem oververhit raken, waardoor de remwerking afneemt, met mogelijk ernstige consequenties. Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de aanbevolen waarde. Een onjuiste bandenspanning, te hoog of te laag, leidt tot onnodige bandenslijtage. Controleer de bandenspanning minimaal een keer per maand. Zorg ervoor dat de wielen goed uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning van de wielen kan het gevolg zijn van het rijden tegen stoepranden of van het met een te hoge snelheid rijden over een weg met kuilen en hobbels. Een onjuiste uitlijning zorgt voor een snellere bandenslijtage en kan naast een hoger brandstofverbruik ook nog andere problemen veroorzaken. Houd uw auto in goede conditie. Voor een lager brandstofverbruik en minder onderhoudskosten, onderhoud je voertuig volgens de onderhoudsschema in Hoofdstuk 9, Onderhoud. Bij ongunstige gebruiksomstandigheden moet u vaker onderhoud laten uitvoeren (zie Hoofdstuk 9, Onderhoud voor meer details). Houd uw auto schoon. Om optimaal service aan uw auto te kunnen laten uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en moeten materialen die corrosie kunnen veroorzaken, verwijderd worden Het is vooral belangrijk opeenhopingen van modder, vuil, ijs, enz. aan de onderzijde van de auto te voorkomen Het extra gewicht van dergelijke opeenhopingen verhoogt het brandstofverbruik en het materiaal kan corrosie veroorzaken omdat het lang vochtig kan blijven. Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw auto Hoe zwaarder de auto, hoe hoger het brandstofverbruik. Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als u ergens moet wachten (en niet aan het verkeer deelneemt), zet dan de motor uit en start de motor pas weer als u weg wilt rijden. Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten draaien Laat de motor na het starten 10 20 seconden stationair draaien voordat u een versnelling inschakelt. Bij zeer lage buitentemperaturen kunt u deze periode iets verlengen. Laat de motor niet "bokken" of met een hoog toerental draaien. Bokken is het verschijnsel dat de motor onregelmatig gaat draaien als u met een te lage snelheid in een te hoge versnelling gaat rijden. Schakel dan terug naar een lagere versnelling. Bij een te hoog toerental draait de motor meer toeren dan goed voor hem is. Dat kan worden voorkomen door te schakelen bij de aanbevolen snelheden. Gebruik de airconditioning met beleid De airconditioning wordt aangedreven door de motor, waardoor het brandstofverbruik toeneemt als de airconditioning gebruikt wordt. Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het brandstofverbruik. Het brandstofverbruik neemt toe bij zij en tegenwind. Rijd onder deze omstandigheden langzamer om het brandstofverbruik enigszins te beperken.

     Citroen DS5 - Instructieboekje (2011-2018) > Parkeerhulp achter

    De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.