Instructieboekje, auto handleidingen

Handgeschakelde transmissie bedienen

Handgeschakelde transmissie bedienen

  • De handgeschakelde transmissie heeft zes versnellingen vooruit Het schakelpatroon is aangebracht in de pookknop. Alle vooruitversnellingen zijn volledig gesynchroniseerd zodat het schakelen naar een hogere of lagere versnelling soepel verloopt.
  • Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen geheel in en laat het langzaam opkomen Wanneer uw auto is uitgerust met een startknop, kunt u de motor niet starten zonder het koppelingspedaal in te trappen.
  • Wanneer uw auto is uitgerust met een schakelblokkeersysteem, kunt u de motor niet starten zonder het koppelingspedaal in te trappen.
  • Voordat de achteruitversnelling kan worden ingeschakeld, moet de selectiehendel eerst in de vrijstand worden gezet.

Druk op de toets direct onder de selectiehendelknop, trek de selectiehendel voldoende naar links en schakel de achteruitversnelling (R) in Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat de achteruit wordt ingeschakeld Laat de motor nooit met een toerental draaien dat in het rode gebied van de toerenteller ligt.

LET OP

  • Bij het terugschakelen van de 5e (vijfde) naar de 4e (vierde) versnelling moet u erop letten dat u de selectiehendel niet zo ver opzij drukt dat u per ongeluk de tweede versnelling inschakelt. Hierdoor zou het motortoerental zo hoog kunnen oplopen dat de naald van de toerenteller in het rode gebied terecht zou kunnen komen. Dergelijke hoge toerentallen van de motor kunnen schade aan de motor en de transmissie veroorzaken.
  • Schakel niet meer dan 2 versnellingen tegelijk terug en schakel niet terug als de motor met een hoog toerental draait (5.000 omw/min of meer). Terugschakelen onder dergelijke omstandigheden kan schade aan de motor, de koppeling en de transmissie veroorzaken.
  • Bij het schakelen tussen de 5e en 6e versnelling moet u de versnellingspook altijd helemaal naar rechts drukken. Als u dat niet doet kunt u per ongeluk de 3e of 4e versnelling inschakelen, waardoor schade aan de transmissie kan ontstaan
  • Bij zeer lage buitentemperaturen kan het schakelen wat moeizamer gaan zolang de transmissieolie nog koud is Dat is normaal en is niet schadelijk voor de transmissie.
  • Als de auto geheel tot stilstand is gekomen en u de 1e versnelling of de achteruit moeilijk in kunt schakelen, zet dan de versnellingspook in de vrijstand en laat de koppeling opkomen Trap het koppelingspedaal weer in en schakel vervolgens de 1e versnelling of de achteruit in.

LET OP

  • Om vroegtijdige slijtage en beschadiging van de koppeling te voorkomen, mag u uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal laten rusten. Gebruik de koppeling ook niet om de auto stil te laten staan op een helling (bijvoorbeeld bij een verkeerslicht).
  • Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspook rusten omdat hierdoor voortijdige slijtage aan de schakelvorken in de transmissie op kan treden.
  • Als u het koppelingspedaal bedient, trap het dan volledig in. Als u de koppeling niet volledig intrapt, kan de koppeling beschadigd raken of lawaai maken.
  • Rijd, om mogelijke schade aan het koppelingssysteem te voorkomen, niet weg in de 2e (tweede) versnelling, tenzij u wegrijdt vanuit stilstand op een gladde weg.

WAARSCHUWING

  • Trek altijd de parkeerrem stevig aan en zet de motor af voordat u de auto verlaat. Zet de transmissie vervolgens in de 1e (eerste) versnelling als de auto op een vlakke weg of helling omhoog staat, of schakel de achteruit in als de auto op een helling omlaag staat. Als u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan de auto onverwacht en abrupt in beweging komen.
  • Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en niet is voorzien van een contactslot, kan de auto in beweging komen en een ernstig ongeval veroorzaken als de motor wordt gestart zonder dat het koppelingspedaal wordt ingetrapt terwijl de parkeerrem vrij is en de selectiehendel niet in de stand N (neutraal) staat.
  • Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen vanuit een hoge naar een lage versnelling). Anders kan de auto in een slip raken en een ongeval veroorzaken.

Koppeling bedienen

Trap het koppelingspedaal geheel in voordat u de versnellingspook verplaatst en laat het daarna weer langzaam los. Het koppelingspedaal moet tijdens het rijden altijd geheel zijn losgelaten Laat tijdens het rijden uw voet niet op het koppelingspedaal rusten Dat veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de koppeling ook niet gedeeltelijk aangrijpen om de auto op een helling op zijn plaats te houden. Dat veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik de voetrem of de parkeerrem om de auto op een helling op zijn plaats te houden. Trap het koppelingspedaal niet herhaaldelijk snel achter elkaar in.

Terugschakelen

Schakel in druk verkeer of bij het oprijden van een steile helling terug voordat de motor te hard moet werken. Als u terugschakelt, verkleint u de kans op afslaan en kunt u beter optrekken wanneer u weer sneller moet rijden. Als de auto op een steile helling naar beneden rijdt, kan door terug te schakelen een veilige snelheid worden gehandhaafd en wordt bovendien de levensduur van de remmen verlengd.

    LESEN SIE MEHR:

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Handgeschakelde transmissie

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Goede rijgewoonten

    Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder gevaarlijk Laat de auto bij het afrijden van een helling altijd in een versnelling staan.\ Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren. Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor. Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Hiermee voorkomt u dat de motor met een te hoog toerental gaat draaien, wat schadelijk kan zijn voor de motor. Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind. Dan kunt u de auto beter onder controle houden. Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat u de stand R (achteruit) inschakelt. Anders kan de transmissie beschadigd raken Om de stand R (achteruit) in te schakelen, moet u het koppelingspedaal intrappen, de versnellingspook in de vrijstand zetten, 3 seconden wachten en dan de versnellingspook in de stand R (achteruit) zetten. Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de controle over uw auto kunt verliezen.

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Waarschuwing veiligheidsgordel

    WAARSCHUWINGHet systeem biedt alleen bescherming als u de veiligheidsgordel correct gebruikt. De waarschuwingslamp brandt en een akoestisch waarschuwingssignaal weerklint wanneer er aan de volgende voorwaarden is voldaan: De veiligheidsgordels voor zijn niet vastgemaakt. Uw auto overschrijft een relatief lage snelheid. De lamp gaat ook branden en het waarschuwingssignaal gaat ook klinken als een veiligheidsgordel voor wordt losgemaakt terwijl de auto rijdt.