Handmatig schakelen
- Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
- Duw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
- Trek de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel
verdwijnt de
aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch de
1e versnelling.
Tijdens het schakelen hoeft u het gaspedaal
niet los te laten.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling
niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee standen in).
LESEN SIE MEHR:
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Programma Sport "S"
Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Zet, voordat u de motor afzet, de
selectiehendel in de stand P of N om de
neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
Zet de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Als deze sloten zijn ingesteld, kunnen de achterportieren niet vanaf de
binnenzijde worden geopend.
De kinderveiligheidssloten bevinden zich aan de achterrand van elk
achterportier en moeten voor elk portier afzonderlijk worden ingesteld.