■ Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus Druk op om naar de recirculatiemodus te schakelen.
Druk op om naar de buitenluchtmodus te schakelen.
Het controlelampje boven de geselecteerde toets gaat branden.
■ Pollenverwijderingsmodus (indien aanwezig) Pollen worden verwijderd en de luchtstroom wordt naar het bovenlichaam geleid.
Selecteer op het bedieningsscherm voor de opties.
Wanneer de pollenverwijderingsmodus is ingeschakeld, wordt op het bedieningsscherm voor de airconditioning weergegeven.
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat als de temperatuur van de buitenlucht laag is, treedt de ontvochtigingsfunctie mogelijk in werking.
De pollen worden ook uitgefilterd als de pollenverwijderingsmodus uitgeschakeld is.
■ Ontwasemen van de voorruit De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten voor te ontwasemen.
Druk op .
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de buitenluchtmodus.
(Mogelijk gaat dit automatisch.) Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zijruiten sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te keren naar de vorige modus.
■ Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de buitenspiegels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automatisch uitgeschakeld.
■ Voorruitverwarming (indien aanwezig) Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de ruitenwissers te voorkomen.
Wordt in-/uitgeschakeld.
Het controlelampje gaat branden wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na een tijdje automatisch uitgeschakeld.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen aanjager (indien aanwezig) De instelling van de aanjagersnelheid tijdens bediening in de automatische modus kan aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast.
Selecteer FAST/ECO op het aircobedieningsscherm om de instellingsmodus voor de aanjagersnelheid te wijzigen.
Elke keer als FAST/ECO wordt geselecteerd, verandert de instellingsmodus voor de aanjagersnelheid als volgt: NORMAL (NORMAAL) → ECO → FAST (SNEL) → NORMAL (NORMAAL)