■ Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje
1. Plaats het zitje zodanig op de achterstoel dat het kind naar achteren kijkt.
2. Voer de veiligheidsgordel door het baby- of kinderzitje en steek de gesp in de gordelsluiting. Controleer of de gordel niet gedraaid is.
Als uw baby- of kinderzitje niet is voorzien van een vergrendelsysteem voor de veiligheidsgordel, zet het zitje dan vast met een blokkeerclip.
Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en naar voren om te controleren of het goed vastzit.
■ In de rijrichting geplaatst kinderzitje
1. Verwijder de hoofdsteun indien deze de werking van het zitje hindert.
2. Plaats het baby- of kinderzitje zodanig op de stoel dat het kind in de rijrichting kijkt.
3. Voer de veiligheidsgordel door het baby- of kinderzitje en steek de gesp in de gordelsluiting. Controleer of de gordel niet gedraaid is.
Als uw baby- of kinderzitje niet is voorzien van een vergrendelsysteem voor de veiligheidsgordel, zet het zitje dan vast met een blokkeerclip.
Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en naar voren om te controleren of het goed vastzit.
■ Zitkussen
1. Plaats het baby- of kinderzitje zodanig op de stoel dat het kind in de rijrichting kijkt.
2. Plaats het kind in het baby- of kinderzitje.
Zet het kind vast met de veiligheidsgordel volgens de aanwijzingen van de fabrikant en steek de gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel niet gedraaid is.
Controleer of de schoudergordel goed over de schouder van het kind loopt en het heupgedeelte zo laag mogelijk ligt.