Programmeren
- Druk op 1: de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (Pause).
- Stel de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste niveau
te brengen en vervolgens op de toets 2
of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2
en 3:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
- Onderbreken van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het
onderbreken wordt bevestigd door de melding "Pause".
- Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de
snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
- Druk op 5: de snelheidsregelaar is uitgeschakeld. Op het display
wordt weer de kilometerteller weergegeven.
LESEN SIE MEHR:
De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
In het geval van een storing in
de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Druk op de toets om het instelscherm weer
te geven U kunt opties selecteren en beheren met betrekking tot [Display]
(scherm), [Sound] (geluid), [Clock/Day] (klok/dag), [Phone] (telefoon) en
[System] (systeem).