Storing
In het geval van een storing in
de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
LESEN SIE MEHR:
Druk op 1: de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (Pause).
Stel de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste niveau
te brengen en vervolgens op de toets 2
of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).
Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer en voor de
snelheidsregelaar.
Werking
Ruitensproeiervloeistofniveau controleren
Het reservoir is transparant, zodat het peil snel visueel kan worden
gecontroleerd Controleer het vloeistofpeil in het sproeierreservoir en
vul indien nodig vloeistof bij. Als u geen ruitensproeiervloeistof bij de
hand heeft, kunt u het reservoir bijvullen met gewoon water Gebruik in
koude klimaten echter speciale ruitensproeiervloeistof om bevriezing te
voorkomen.