Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante ingestelde snelheid
rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar te
kunnen inschakelen, moet de ingestelde snelheid
minimaal 40 km/h bedragen en moet aan een van
de onderstaande voorwaarden worden voldaan:
- bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de
4e versnelling zijn ingeschakeld,
- bij auto's met automatische transmissie moet
minimaal de 2e versnelling zijn ingeschakeld,
- de stand D van de automatische transmissie
moet zijn geselecteerd.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het
ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid
is het voldoende het gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.
LESEN SIE MEHR:
In het geval van een storing in
de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Uw auto is uitgerust met een ontgrendelgreep aan de onderzijde van de
achterklep om de achterklep in geval van nood vanaf de binnenzijde van de
auto te kunnen openen. Wanneer iemand per ongeluk in de bagageruimte
opgesloten raakt, kan de achterklep als volgt worden geopend:
Verwijder de afdekkap.
Duw de ontgrendelgreep naar rechts.
Duw de achterklep omhoog.