Storing
Als het verklikkerlampje "te
lage
bandenspanning" knippert en vervolgens
permanent brandt in combinatie met het
verklikkerlampje "service", duidt dit op
een storing in het systeem. In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als
een of meerdere wielen niet zijn voorzien van
een sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel
of een reservewiel met stalen velg).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer na
een lekke band het wiel met de originele
velg, dat is voorzien van een sensor.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem
is uitgerust en het vervangen van een band
moeten worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is
gemonteerd dat niet door uw auto wordt
gedetecteerd (voorbeeld: montage van
winterbanden), dient het systeem door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
LESEN SIE MEHR:
Bij een te lage bandenspanning
brandt dit
verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting,
in combinatie met de weergave van een melding.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder
ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect. Alleen door het gaspedaal
tot voorbij het zware punt in te trappen,
kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
WAARSCHUWING
Zorg er voordat u wegrijdt voor dat de band de voorgeschreven
bandenspanning heeft. Controleer voortdurend de bandenspanning tot de
band is vervangen.
Stop uw auto nadat u ongeveer 10 km hebt gereden. Controleer en
corrigeer zo nodig de spanning van de beschadigde band.
Bevestig de set met afdichtmiddel voor banden en controleer de
bandenspanning op drukmeter D.
Wanneer de bandenspanning hoger is dan de aanbevolen bandenspanning,
breng de band dan op de aanbevolen spanning.
Volg de oppompprocedure opnieuw om de band op te pompen.
Controleer de bandenspanning opnieuw met behulp van de drukmeter D.
Is de bandenspanning te hoog, laat de spanning dan afnemen met behulp
van de drukregelklep B.
Is de bandenspanning lager dan de aanbevolen bandenspanning, herhaal
dan de stappen 13 tot 16 en de stappen 1 tot 5 (Bandenspanning
controleren).
Wanneer u de band hebt opgepompt tot de juiste bandenspanning, zet u
de schakelaar F van de compressor in de stand 0, verwijdert u de stekker
E uit het extra elektrisch aansluitpunt, schroeft u de fles met
afdichtmiddel los, bevestigt u het klephoedje en plaatst u beschermdop A
terug.
Rijd naar de dichtstbijzijnde bandenspecialist om de beschadigde
band te vervangen. Vertel de bandenspecialist dat de band afdichtmiddel
bevat, voordat de band van het wiel wordt afgenomen. Vervang de fles
afdichtmiddel zo snel mogelijk na gebruik.
N.B.: De set met
afdichtmiddel voor banden dient alleen voor noodreparaties.
Voorschriften over bandreparatie na gebruik van de set met afdichtmiddel
voor banden kunnen per land verschillen. Raadpleeg een bandenspecialist
voor advies.