Instructieboekje, auto handleidingen

Werking van het LKAS

Werking van het LKAS

  • Zet het contact in stand ON en druk op de toets om het Lane Keeping Assist systeem in te schakelen.
  • Het controlelampje LKAS (groen) gaat branden.
  • Druk nogmaals op de toets om het systeem uit te schakelen. Het controlelampje gaat uit.
  • Controlelampje LKAS
  • groen: LKAS
  • wit: LDWS
  • geel: FOUT

Activeren van het LKAS

Activeren van het LKAS

  • Als het systeem wordt geactiveerd, verschijnt het LKAS scherm op het LCD display.
  • Wanneer beide rijstrookmarkeringen worden gesignaleerd en aan alle voorwaarden voor activering van het LKAS wordt voldaan, wordt de besturing geregeld (het groene controlelampje van het stuurwiel gaat branden).

WAARSCHUWING Het Lane Keeping Assist systeem is een systeem dat voorkomt dat de auto de rijstrook verlaat. De bestuurder moet echter niet alleen vertrouwen op het systeem maar tijdens het rijden ook zelf de omstandigheden in de gaten houden.

Activeren van het LKAS

  • Als het systeem een rijstrookmarkering signaleert, verandert de kleur van zwart in wit.
  • Als het systeem de linker rijstrookmarkering signaleert, verandert de kleur van de linkerrijstrook van zwart in wit.
  • Als het systeem de rechter rijstrookmarkering signaleert, verandert de kleur van de rechterrijstrook van zwart in wit.
  • Beide rijstrookmarkeringen moeten zijn gesignaleerd voordat het systeem volledig kan worden geactiveerd.
  • Als er slechts één rijstrookmarkering is gesignaleerd, waarschuwt het systeem de bestuurder wanneer deze rijstrookmarkering wordt overschreden (Waarschuwingszoemer en geel knipperende rijstrook).

WAARSCHUWING

WAARSCHUWING

  • Als een rijstrookmarkering wordt overschreden, wordt die rijstrook knipperend (geel) weergegeven en knippert het symbool op het LCD display met een WAARSCHUWING ssignaal gedurende maximaal 3 seconden.
  • Als het stuurwiel verschijnt, betekent dat dat het systeem de besturing van de auto overneemt om te voorkomen dat de auto de rijstrookmarkering overschrijdt.

WAARSCHUWING

  • Als niet aan alle voorwaarden voor activering van het LKAS wordt voldaan, schakelt het systeem over naar LDWS en wordt de bestuurder alleen gewaarschuwd wanneer de rijstrookmarkeringen worden overschreden.

WAARSCHUWING

  • Als de bestuurder een hand van het stuurwiel neemt terwijl het LKAS is geactiveerd, waarschuwt het systeem de bestuurder na enkele seconden met zichtbare en hoorbare signalen.

WAARSCHUWING De WAARSCHUWING smelding verschijnt mogelijk laat, afhankelijk van de wegomstandigheden. Houd uw handen daarom altijd op het stuurwiel tijdens het rijden. Als de bestuurder het stuurwiel losjes vasthoudt terwijl het LKAS is geactiveerd, detecteert het systeem dat de handen van de bestuurder het stuurwiel niet vasthouden en zal een zichtbare en hoorbare WAARSCHUWING worden gegeven.

  • Als de bestuurder zijn handen na enkele seconden nog niet op het stuurwiel heeft gelegd, wordt het LKAS niet ingeschakeld. Als het LKAS is uitgeschakeld en de bestuurder één hand op het stuurwiel heeft, wordt het LKAS weer ingeschakeld De WAARSCHUWING smelding ("Driver's grasp not detected. LKAS will be disabled temporarily") (Geen bestuurdersgrip LKAS uitgeschakeld) wordt weergegeven op het LCD display

WAARSCHUWING

  • De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor een nauwkeurige besturing.
  • Schakel het systeem uit en bestuur de auto in de onderstaande gevallen zelf:
  • Bij slecht weer
  • Onder slechte wegomstandigheden
  • Wanneer het stuurwiel dikwijls door de bestuurder moet worden gedraaid.

OPMERKING

  • Hoewel de besturing van de auto mede door het systeem wordt geregeld, behoudt de bestuurder de controle.
  • Het stuurwiel kan zwaarder aanvoelen wanneer de besturing door het systeem wordt ondersteund.

Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer:

  • De rijsnelheid is lager dan 55 km/h en hoger dan 180 km/h.
  • Er slechts één rijstrookmarkering wordt gedetecteerd.
  • Zet altijd de richtingaanwijzer aan wanneer u van rijstrook wilt wisselen Als u van rijstrook wisselt zonder de richtingaanwijzer aan te zetten, neemt het systeem de besturing mogelijk over.
  • De alarmknipperlichten branden.
  • De breedte van de rijstrook is minder dan 2,6 m en meer dan 4,5 m.
  • ESC (Electronic Stability Control) en VSM (Vehicle stability management) zijn geactiveerd.
  • Rij in het midden van de rijstrook wanneer het systeem is ingeschakeld of wanneer u van rijstrook bent gewisseld Als u dat niet doet, werkt de stuurhulp mogelijk niet.
  • De besturing wordt niet ondersteund wanneer u met hoge snelheid een scherpe bocht neemt.
  • De besturing wordt niet ondersteund wanneer u snel van rijstrook wisselt.
  • De besturing wordt niet ondersteund wanneer u plotseling remt.

Aandacht van de bestuurder

In onderstaande gevallen dient de bestuurder voorzichtigheid te betrachten, omdat het systeem mogelijk geen ondersteuning biedt en niet goed werkt.

  • De rijstrook is als gevolg van sneeuw, regen, verkleuring, een plas of andere oorzaken niet zichtbaar.
  • De helderheid van het omgevingslicht verandert plotseling, bijvoorbeeld wanneer u een tunnel in of uit rijdt.
  • De koplampen zijn niet ingeschakeld of de verlichting is zwak, zelfs 's nachts of in een tunnel.
  • De kleur van de rijstrookmarkering is lastig te onderscheiden ten opzichte van het wegdek.
  • De auto rijdt op een steile helling of door een bocht.
  • Licht reflecteert in het water op het wegdek, zoals zonlicht, straatverlichting of de koplampen van tegemoetkomend verkeer.
  • De lens of de voorruit is vuil als gevolg van verontreinigingen.
  • De temperatuur van de omgeving rond de binnenspiegel is hoog als gevolg van direct (zon)licht.
  • De rijstrook is erg breed of erg smal.
  • De rijstrookmarkering is beschadigd of onduidelijk.
  • De schaduw van de middenberm valt op de rijstrookmarkering.
  • Er is een markering die lijkt op een rijstrookmarkering.
  • Er is een vangrail.
  • De afstand tot de voorligger is erg klein of de voorligger onttrekt de rijstrookmarkering aan het zicht.
  • De auto trilt hevig.
  • Het aantal rijstroken neemt toe of af of de rijstrookmarkeringen kruisen elkaar op een gecompliceerde manier.
  • Er zijn voorwerpen op het dashboard geplaatst.
  • U rijdt met de zon voor u.
  • U rijdt langs wegwerkzaamheden.
  • Er zijn meer dan twee rijstrookmarkeringen.
  • De rijstrookmarkering in een tunnel is niet goed zichtbaar als gevolg van stof of vuil.
  • De rijstrookmarkering is 's nachts niet goed zichtbaar als het regent.
  • De rijstrookmarkering is niet goed zichtbaar als gevolg van stof.
  • MDPS (module elektrische stuurbekrachtiging) werkt niet
  • Er zijn voorwerpen aan het stuurwiel bevestigd.
  • De voorruit is beslagen door vochtige lucht in de auto.
  • De afstand tot de voorligger erg klein is of de voorligger onttrekt de rijstrookmarkering aan het zicht.
  • Rijstroken worden samengevoegd of gesplitst.
  • U rijdt door een tolstation.
  • Rijden op een ongelijkmatig wegdek.
  • Een voorwerp langs de kant van de weg dat op een wegmarkering kan lijken.

    LESEN SIE MEHR:

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Lane Keeping Assist systeem (LKAS, rijvakassistentie)

    Het Lane Keeping Assist systeem signaleert rijstrookmarkeringen op de weg en helpt de bestuurder bij het sturen om de auto tussen de rijstrookmarkeringen te houden Wanneer het systeem signaleert dat de auto zich buiten de rijstrook dreigt te begeven, waarschuwt het de bestuurder met visuele en hoorbare signalen terwijl het licht tegenstuur geeft, om te helpen voorkomen dat de auto zich buiten de rijstrook begeeft

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Storing in het LKAS

    Als er zich problemen voordoen met het systeem, wordt er een melding weergegeven. Als het probleem zich blijft voordoen, gaat het controlelampje van het LKAS branden.

     Lexus IS 300h (XE30) - Instructieboekje (2016-2020) > Gebruik van het spraakcommandosysteem

    1. Druk op de spraaktoets. Houd de spraaktoets ingedrukt om het spraakcommandosysteem te annuleren. 2. Noem na het piepsignaal de gewenste contactnaam. Wanneer de icoon wordt weergegeven, kunt u het commando uitspreken. 3. Wanneer meer dan 1 contactnaam wordt weergegeven, selecteer dan de gewenste contactnaam.