Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en
airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
luchtroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij
blijven.
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt.
Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf
tot tien minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de
filterelementen periodiek
vervangen (zie de rubriek "Controles").