Banden op spanning brengen
WAARSCHUWING
Probeer een beschadigde zijkant van de band niet zelf af te dichten.
De band kan klappen, wat tot controleverlies over de auto en fataal of
dodelijk letsel kan leiden.Ga niet vlak naast de band staan wanneer de compressor in bedrijf is.
Dit kan tot letsel leiden wanneer de band klapt.
Sla de bandwang gade tijdens het oppompen. Wanneer u scheuren,
zwellingen en dergelijke ziet verschijnen, schakel dan de compressor uit
en laat de lucht met behulp van het drukregelventiel ontsnappen. Rijd
niet verder met deze band. Dit zou tot controleverlies over de auto
kunnen leiden.Het afdichtmiddel bevat natuurlijk latex. Voorkom contact met huid,
ogen of kleding. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende
lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw
huisarts.
Als de bandenspanning niet binnen 10 minuten 1,8 bar bedraagt, kan de
band ernstig beschadidg zijn waardoor een tijdelijke reparatie niet
mogelijk is. Vervolg in een dergelijk geval uw reis niet met deze band.
Dit zou tot controleverlies over de auto kunnen leiden.Wanneer de fles op de houder wordt gedraaid, wordt de afdichting van
de fles verbroken. Schroef de fles niet los van de houder, omdat het
afdichtmiddel dan wegloopt en ernstig letsel kan ontstaan.
Wanneer u heftige trillingen, onbalans in het stuurwiel of lawaai
tijdens het rijden waarneemt, minder dan geleidelijk snelheid en breng
de auto zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan.
Controleer de band en de bandenspanning opnieuw. Indien de
bandenspanning minder dan 1,3 bar bedraagt of er scheuren, bobbels of
ander schade zichtbaar zijn, zet uw reis dan niet met deze band voort.
Dit zou tot controleverlies over de auto kunnen leiden.
- Beschermdop.
- Drukregelventiel.
- Slang.
- Drukmeter.
- Stekker
met kabel.
- Compressorschakelaar.
- Label.
- Afdichtmiddelfles
|
- Open het deksel van de set met afdichtmiddel voor banden.
- Trek label G met de maximumsnelheid van 80 km/h van de behuizing en
bevestig het aan het dashboard in het gezichtsveld van de bestuurder.
Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken.
- Neem slang C en de stekker met kabel E uit de set met afdichtmiddel
voor banden.
- Schroef slang C op de fles met het afdichtmiddel.
- Draai het ventieldopje van de beschadigde band eraf.
- Verwijder de beschermdop A van de slang van de fles met het
afdichtmiddel en schroef de slang stevig op het ventiel van de
beschadigde band.
- De compressorschakelaar F moet in de stand 0 staan.
- Sluit de stekker E aan op het extra elektrisch aansluitpunt.
- Start de motor.
- Zet de compressorschakelaar F in stand 1.
- Beweeg na minimaal twee minuten de compressorschakelaar F naar stand
0 en schroef de slang C los van de fles met het afdichtmiddel. Schroef
de fles met het afdichtmiddel los van het bandenventiel.
- Schroef de slang C op het bandenventiel en zet de
compressorschakelaar F in stand 1.
- Pomp de band niet langer dan 10 minuten of tot de aanbevolen
bandenspanning op. Zet de compressorschakelaar F in stand 0 en
controleer de huidige bandenspanning met de drukmeter D. Schroef de
slang C los van het ventiel.
- Verwijder de stekker E uit het extra elektrisch aansluitpunt.
- Zorg ervoor dat de set met afdichtmiddel voor banden, de dop van de
fles en de oranje kap veilig worden opgeborgen, maar makkelijk
bereikbaar zijn. De set met afdichtmiddel voor banden is opnieuw nodig
bij het controleren van de bandenspanning.
- Rijd onmiddellijk weg en rijd ongeveer 10 km zodat het afdichtmiddel
het lek kan afdichten.
N.B.: Wanneer het
afdichtmiddel via het ventiel in de band wordt gepompt, kan de druk
toenemen tot 6 bar maar deze neemt na ca. 30 seconden weer af.
WAARSCHUWING
Wanneer u heftige trillingen, onbalans in het stuurwiel of lawaai
tijdens het rijden waarneemt, minder dan geleidelijk snelheid en breng
de auto zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan.
Controleer de band en de bandenspanning opnieuw. Indien de
bandenspanning minder dan 1,3 bar bedraagt of er scheuren, bobbels of
ander schade zichtbaar zijn, zet uw reis dan niet met deze band voort.
Dit zou tot controleverlies over de auto kunnen leiden.
LESEN SIE MEHR:
WAARSCHUWING
Afhankelijk van het type en de omvang van de beschadiging kunnen
sommige banden slechts gedeeltelijk of soms geheel niet worden gedicht.
Een te lage bandenspanning kan het weggedrag van de auto beïnvloeden,
waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen.
WAARSCHUWING
Zorg er voordat u wegrijdt voor dat de band de voorgeschreven
bandenspanning heeft. Controleer voortdurend de bandenspanning tot de
band is vervangen.
Stop uw auto nadat u ongeveer 10 km hebt gereden. Controleer en
corrigeer zo nodig de spanning van de beschadigde band.
Bevestig de set met afdichtmiddel voor banden en controleer de
bandenspanning op drukmeter D.
Wanneer de bandenspanning hoger is dan de aanbevolen bandenspanning,
breng de band dan op de aanbevolen spanning.
Volg de oppompprocedure opnieuw om de band op te pompen.
Controleer de bandenspanning opnieuw met behulp van de drukmeter D.
Is de bandenspanning te hoog, laat de spanning dan afnemen met behulp
van de drukregelklep B.
Is de bandenspanning lager dan de aanbevolen bandenspanning, herhaal
dan de stappen 13 tot 16 en de stappen 1 tot 5 (Bandenspanning
controleren).
Wanneer u de band hebt opgepompt tot de juiste bandenspanning, zet u
de schakelaar F van de compressor in de stand 0, verwijdert u de stekker
E uit het extra elektrisch aansluitpunt, schroeft u de fles met
afdichtmiddel los, bevestigt u het klephoedje en plaatst u beschermdop A
terug.
Rijd naar de dichtstbijzijnde bandenspecialist om de beschadigde
band te vervangen. Vertel de bandenspecialist dat de band afdichtmiddel
bevat, voordat de band van het wiel wordt afgenomen. Vervang de fles
afdichtmiddel zo snel mogelijk na gebruik.
N.B.: De set met
afdichtmiddel voor banden dient alleen voor noodreparaties.
Voorschriften over bandreparatie na gebruik van de set met afdichtmiddel
voor banden kunnen per land verschillen. Raadpleeg een bandenspecialist
voor advies.
Uw auto heeft een on-board diagnosesysteem dat de emissieregeling van de
motor controleert. Indien een van de volgende waarschuwingslampjes gaan
branden, wijst dit erop dat het on-board diagnosesysteem een storing in de
emissieregeling heeft gedetecteerd.
Waarschuwingslamp motorkoelvloeistoftemperatuur.
Waarschuwingslamp ontsteking.
Controlelamp motorstoring.
Waarschuwingslamp aandrijflijn.
Waarschuwingslamp water in brandstof.