Bediening Dual clutch transmissie
De transmissie met dubbele koppeling heeft zeven versnellingen vooruit en
één versnelling achteruit De verschillende versnellingen worden
automatisch ingeschakeld in stand D (rijden).
WAARSCHUWING Om het risico op ernstig of dodelijk letsel te beperken:
- Controleer ALTIJD de omgeving rond de auto op de aanwezigheid van personen, in het bijzonder kinderen, voordat u de transmissie in stand D (rijden) of R (achteruit) zet.
- Controleer altijd of stand P is
ingeschakeld, trek
de parkeerrem volledig aan en zet het contact in de stand LOCK/OFF voordat u de auto verlaat. Als deze voorzorgsmaatregelen niet worden opgevolgd kan de auto onverwacht en plotseling in beweging komen.
- Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen vanuit een hoge naar een lage versnelling). Anders kan de auto in een slip raken en een ongeval veroorzaken.
- De transmissie met dubbele koppeling geeft het rijgevoel van een
handgeschakelde transmissie maar met het gebruiksgemak van een
automatische transmissie. In tegenstelling tot een conventionele
automatische transmissie is het schakelen bij de transmissie met
dubbele koppeling voelbaar (en hoorbaar). U kunt deze transmissie
beschouwen als een automatisch schakelende handgeschakelde
transmissie. Wanneer u naar stand D schakelt, gebeurt het
schakelen volledig automatisch zoals bij een conventionele
automatische transmissie.
- De transmissie met dubbele koppeling maakt gebruik van een
droge dubbele koppeling, die anders is dan de koppelomvormer van een
automatische transmissie, en die zorgt voor een betere acceleratie
tijdens het rijden Maar het wegrijden vanuit stilstand kan iets
langzamer gaan dan bij een automatische transmissie.
- De droge koppeling brengt koppel over en geeft een direct
rijgevoel dat anders kan aanvoelen dan bij een conventionele
automatische transmissie met koppelomvormer. Dit kan beter merkbaar
zijn bij wegrijden vanuit stilstand of lage snelheid.
- Bij het snel accelereren vanaf lage snelheden kan de motor met
een hoog toerental gaan draaien, afhankelijk van de rijomstandigheden.
- Voor het soepel wegrijden vanuit stilstand helling op trapt u
het gaspedaal in op een manier die past bij de omstandigheden.
- Als u bij lage snelheid uw voet van het gaspedaal haalt, kunt u
voelen dat er sterk op de motor wordt afgeremd, vergelijkbaar met een
handgeschakelde transmissie.
- Bij het helling af rijden kunt u de sportstand gebruiken en op
de paddle shifters drukken om terug te schakelen Zo kunt u de
snelheid regelen zonder te veel op het rempedaal te hoeven drukken.
- Bij het in en uitschakelen van de motor kunt u klikgeluiden horen
wanneer het systeem een zelftest uitvoert. Dit is een normaal geluid
bij een transmissie met dubbele koppeling
WAARSCHUWING Door een storing in de transmissie is het mogelijk dat het voertuig niet beweegt en dat de schakelstandindicator (D, R) op het instrumentenpaneel knippert. Laat het systeem in dat geval nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia dealer/servicepartner te bezoeken.
LET OP
- Gebruik de voetrem of de parkeerrem om de auto op zijn plaats te houden op een helling. Als de auto op een helling op zijn plaats wordt gehouden door het gaspedaal in te trappen, zullen de koppeling en de transmissie oververhit en beschadigd raken. Er verschijnt dan een WAARSCHUWING smelding op het display en mogelijk voelt u een trilling.
- Als de koppeling oververhit raakt door overmatig gebruik om de auto op zijn plaats te houden op een helling, kan een trilling voelbaar zijn en kan een knipperende melding op het instrumentenpaneel verschijnen. Als dit gebeurt, wordt de koppeling uitgeschakeld totdat ze tot een normale temperatuur is afgekoeld. In dit geval moet u de auto op een veilige plaats tot stilstand brengen, in stand P (parkeren) schakelen en de voetrem gedurende een bepaalde tijd intrappen bij ingeschakelde motor totdat de WAARSCHUWING op het display verdwijnt.
- Als op het display een WAARSCHUWING wordt weergegeven moet de voetrem worden ingetrapt.
- Het negeren van de WAARSCHUWING en kan schade aan de transmissie veroorzaken.
- Als het display blijft knipperen, neem dan met het oog op uw veiligheid contact op met een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia dealer/servicepartner te bezoeken.
- Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij herhaaldelijk starten op een steile helling, kan de koppeling in de transmissie oververhit raken. Op dat moment verschijnt er een WAARSCHUWING smelding ("Transmissietemperatuur hoog! Veilig stoppen") op het LCD scherm. Als de koppeling oververhit raakt, treedt het failsafe systeem in werking. Als het failsafe systeem wordt ingeschakeld, gaat de schakelstandindicator op het instrumentenpaneel knipperen en klinkt de zoemer. Er verschijnt dan een WAARSCHUWING smelding op het display en mogelijk gaat de auto stroever rijden Als u
deze WAARSCHUWING negeert, kan de auto nog slechter gaan rijden Breng
de auto tot stilstand en trap de voetrem enkele minuten in voordat u
weer vertrekt. Hierna zal het rijgedrag weer normaal zijn.
- Het schakelen kan beter merkbaar zijn
dan bij een conventionele automatische transmissie. Dit is normaal bij
dit type transmissie met dubbele koppeling.
- Als de transmissie met dubbele
koppeling oververhit is, kan het schakelgedrag veranderen en kan een
WAARSCHUWING smelding op het display verschijnen wanneer het
kickdown mechanisme herhaaldelijk wordt gebruikt.
- Maak geen gebruik van het kickdown
mechanisme om het normale rijgedrag te herstellen. Breng de auto ook
op een veilige plaats tot stilstand wanneer de WAARSCHUWING smelding op
het LCD display verschijnt.
- Gedurende de eerste 1.500 km kunt u merken dat de auto niet soepel accelereert vanaf lage snelheden. Tijdens deze inrijperiode zullen de schakelkwaliteit en de prestaties van uw nieuwe auto voortdurend verbeteren.
- Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat u stand D (rijden) of R (achteruit) inschakelt.
- Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal).
De schakelstandindicator in het instrumentenpaneel geeft, als het contact
in stand ON (aan) staat, aan in welke stand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand P
(parkeren) wordt ingeschakeld Om vanuit stand P te schakelen, moet u het
rempedaal stevig intrappen en uw voet van het gaspedaal houden De
selectiehendel moet in stand P staan voordat de motor wordt uitgezet
WAARSCHUWING
- Wanneer stand P tijdens het rijden wordt ingeschakeld, kunt u de controle over de auto verliezen.
- Controleer nadat de auto tot stilstand is gekomen of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem aan en zet de motor uit.
- Gebruik stand P (parkeren) niet in plaats van de parkeerrem.
R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit te rijden.
LET OP Laat de auto helemaal tot stilstand komen alvorens de selectiehendel in of uit stand R (achteruit) te zetten. Anders zou de transmissie beschadigd kunnen raken.
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet ingeschakeld Gebruik stand N
(neutraal) om een afgeslagen motor opnieuw te starten of als u moet
stoppen met ingeschakelde motor. Schakel in P als u de auto om welke reden
dan ook moet verlaten Trap altijd het rempedaal in wanneer u vanuit N
naar een andere versnelling schakelt.
WAARSCHUWING Schakel alleen wanneer uw voet stevig op het rempedaal staat. Door te schakelen wanneer de motor met hoog toerental draait, kan de auto zeer snel vooruitbewegen. Hierdoor bestaat het gevaar dat u de controle over de auto verliest of personen of voorwerpen aanrijdt.
WAARSCHUWING Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal). U kunt niet afremmen op de motor en het kan leiden tot een ongeluk.
Parkeren in stand N (neutraal)
Volg de onderstaande stappen als u parkeert en wilt dat de auto zal
bewegen wanneer u hem duwt.
- Na het parkeren van uw auto trapt u het rempedaal in en zet u
de selectiehendel in stand [P] met het contact in stand [ON] of
terwijl de motor draait.
- Ontgrendel de parkeerrem als deze is geactiveerd. Bij
auto's met EPB (elektronische parkeerrem) trapt u het rempedaal in met
het contact in stand [ON] of terwijl de motor draait om de parkeerrem
uit te schakelen Als de functie [AUTO HOLD] is gebruikt tijdens het
rijden (als het controlelampje [AUTO HOLD] op het instrumentenpaneel
brandt), drukt u op de schakelaar [AUTO HOLD] en zou de functie [AUTO
HOLD] moeten worden uitgeschakeld.
- Houd het rempedaal ingetrapt en zet het contact in stand [OFF].
Bij auto's die zijn uitgerust met een Smart Key kan het contact
alleen in stand [OFF] worden gezet wanneer de selectiehendel in stand
[P] staat.
- Zet de selectiehendel in stand [N] (neutraal) terwijl u het rempedaal
intrapt en tegelijkertijd op de toets [SHIFT LOCK RELEASE] drukt of een
gereedschap (b.v. een platte schroevendraaier) in de [SHIFT LOCK
RELEASE] opening steekt en naar beneden duwt. De auto zal dan bewegen
als er van buitenaf op geduwd wordt.
LET OP
- Als u de auto niet in de neutrale stand parkeert, moet u deze voor de veiligheid altijd parkeren in stand [P] (parkeren) en de parkeerrem inschakelen.
- Contoleer voordat u in stand [N] (neutraal) parkeert eerst dat de parkeerplek vlak is. Parkeer niet in stand [N] op hellingen of aflopend terrein. Als de auto in stand [N] wordt geparkeerd en achtergelaten, kan deze bewegen en ernstig letsel en verwondingen veroorzaken.
- Nadat het contact is uitgezet, kan de elektronische parkeerrem niet worden uitgeschakeld.
- Bij auto's met EPB (elektronische parkeerrem) waarbij de functie [AUTO HOLD] is gebruikt tijdens het rijden, is de elektronische parkeerrem automatisch ingeschakeld als het contact in de stand [OFF] is gezet. De functie [AUTO HOLD] moet daarom worden uitgeschakeld voordat het contact wordt uitgezet.
D (rijden)
Dit is de normale rijstand. De transmissie schakelt automatisch tussen de
zeven vooruitversnellingen voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik bij
optimale prestaties Voor extra vermogen bij het inhalen van een ander
voertuig of helling op rijden trapt u het gaspedaal verder in totdat u
voelt dat de transmissie terugschakelt naar een lagere versnelling.
Handmatige modus
De handmatige modus kan vanuit stilstand of tijdens het rijden worden
ingeschakeld door de selectiehendel vanuit stand D (rijden) naar rechts te
bewegen Druk de selectiehendel terug naar links om stand D (rijden) weer
in te schakelen In de handmatige modus kunt u door de selectiehendel
naar achteren of naar voren te verplaatsen het gewenste schakelbereik
kiezen voor de huidige rijomstandigheden.
Omhoog (+): Druk de selectiehendel één keer naar voren om één
versnelling op te schakelen.
Omlaag ( ): Trek de selectiehendel één keer naar achteren om één
versnelling terug te schakelen.
OPMERKING
- Alleen de zeven versnellingen vooruit kunnen gekozen worden. Zet de selectiehendel in stand R (achteruit) of P (parkeren) om de auto respectievelijk achteruit te rijden of te blokkeren bij het parkeren.
- Er wordt automatisch teruggeschakeld wanneer de auto snelheid mindert. Als de auto tot stilstand komt, wordt automatisch de eerste versnelling ingeschakeld.
- Wanneer het motortoerental het rode gebied bereikt, schakelt de transmissie automatisch naar een hogere versnelling.
- Als de bestuurder de hendel in de richting van + (omhoog) of (omlaag) duwt, schakelt de transmissie mogelijk niet naar de gewenste versnelling als de volgende versnelling buiten het toegestane toerentalbereik valt. De bestuurder moet zelf opschakelen overeenkomstig de rijomstandigheden en ervoor zorgen dat het motortoerental beneden het rode gebied blijft.
Paddle shifter (indien van toepassing)
De paddle shifter kan worden gebruikt als de selectiehendel in stand D
(rijden) of in de handmatige stand staat.
Met de selectiehendel in stand D
De paddle shifter kan worden bediend als de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h Trek één keer aan de [+] of [ ] paddle shifter om een versnelling
op of terug te schakelen en het systeem van de automatische stand in de
handmatige stand te zetten.
Als de rijsnelheid lager is dan 10 km/h, als u het gaspedaal langer dan 5
seconden ingetrapt heeft of als u de selectiehendel van stand D (rijden)
in de handmatige stand en vervolgens van de handmatige stand weer in stand
D (rijden) zet, schakelt het systeem van de handmatige stand naar de
automatische stand.
Met de selectiehendel in de handmatige modusMet de
selectiehendel in de handmatige modus
Trek een keer aan de [+] of [ ] paddle shifter om een versnelling op of
terug te schakelen.
OPMERKING Als u gelijktijdig aan de paddle shifters [+] en [ ] trekt, kunt u geen andere versnelling inschakelen.
Schakelblokkeersysteem
De automatische transmissie heeft een schakelblokkeersysteem dat voorkomt
dat de selectiehendel uit stand P (parkeren) in stand R (achteruit) kan
worden gezet zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt De transmissie
vanuit stand P (parkeren) in stand R (achteruit) zetten:
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Start de motor of zet het contact AAN.
- Beweeg de selectiehendel.
Als u het rempedaal herhaaldelijk intrapt en loslaat met de selectiehendel
in de stand P (parkeren), kunt u bij de selectiehendel een ratelend geluid
horen en een trilling voelen. Dit is een normaal verschijnsel.
WAARSCHUWING Houd, als u de versnelling vanuit P in een andere stand zet, altijd het rempedaal ingetrapt om te voorkomen dat de auto zich onbedoeld in beweging zet, waardoor mensen die zich in de buurt van de auto
bevinden letsel op zouden kunnen lopen.
Schakelblokkeersysteem uitschakelen
Als u de selectiehendel niet vanuit stand P (parkeren) in stand R
(achteruit) kunt zetten met het rempedaal ingetrapt, voer dan de volgende
handelingen uit:
- Plaats het contact in stand LOCK/ OFF.
- Activeer de parkeerrem.
- Verwijder voorzichtig het afdekkapje (1) van de opening voor
het vrijgeven van de schakelblokkering
- Steek een schroevendraaier in de opening en duw de schroevendraaier
naar beneden.
- Beweeg de selectiehendel.
- Verwijder de schroevendraaier uit de opening voor het uitschakelen
van de schakelblokkering en plaats het afdekkapje.
- Laat het systeem nakijken door een professionele werkplaats.
Kia raadt aan om een officiële Kia dealer/ servicepartner te bezoeken.
Sleutelblokkeersysteem (indien van toepassing)
De sleutel kan alleen uit het contact worden genomen als de selectiehendel
in stand P (parkeren) staat.
LESEN SIE MEHR:
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P
(parkeren) of N (neutraal) in een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto nog
niet volledig tot stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat
stand R of D wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is
bijzonder gevaarlijk Laat de auto bij het rijden altijd in een
versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt.
Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren.
Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug
naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor.
Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Anders kan de
lagere versnelling misschien niet worden ingeschakeld.
Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op
stand P van de transmissie om de auto op zijn plaats te houden.
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde
ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en
schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de
controle over uw auto kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk
brandstofverbruik moet het gaspedaal met een gelijkmatige beweging
worden ingetrapt en losgelaten.
De vorm van de koplampen wijkt mogelijk af, afhankelijk van de uitvoering,
enz.
Portieren
Vergrendelen/ontgrendelen
Openen/sluiten van de zijruiten
Vergrendelen/ontgrendelen met de mechanische sleutel
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen
Achterklep
Openen van binnenuit
Openen van buitenaf
Openen met de mechanische sleutel
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen
Buitenspiegels
Verstellen van de spiegelhoek
Inklappen van de buitenspiegels
Ergonomisch geheugen*1
Ontwasemen van de spiegels
Ruitenwissers voor
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter
Voorkomen van bevriezing (voorruitverwarming)*1
Voorzorgsmaatregelen voor de wasstraat
Tankdopklep
Tanken
Brandstofsoort/inhoud brandstoftank
Banden
Bandenmaat/bandenspanning
Winterbanden/sneeuwketting
Controleren/wisselen/bandenspanningswaarschuwingssysteem
In geval van een lekke band
Motorkap
Openen
Motorolie
In geval van oververhitting
Waarschuwingsmeldingen