Slepen in een noodgeval
Laat de auto bij voorkeur wegslepen door een officiële Kia dealer of een
erkend bergingsbedrijf Als dit niet mogelijk is, mag de auto tijdelijk
worden gesleept met een sleepkabel of ketting die aan het sleepoog aan de
voor of achterzijde van de auto is bevestigd. Wees voorzichtig bij het
slepen van de auto. Zorg dat een ervaren bestuurder in de te slepen auto zit
om te sturen en de remmen te bedienen Op deze manier slepen mag alleen op
verharde wegen, over een korte afstand en met lage snelheid. Bovendien
moeten de wielen, aandrijfassen, transmissie, stuurinrichting en remmen in
orde zijn.
- Gebruik de sleepogen niet om een andere auto weg te slepen die
vastzit in de modder of iets dergelijks waar hij niet op eigen kracht
uit kan komen.
- Sleep geen auto’s die zwaarder zijn dan de auto waarmee wordt
gesleept.
- De bestuurders van beide auto’s dienen goed met elkaar te
communiceren.
LET OP
- Bevestig een sleepkabel alleen aan de sleepogen.
- Als de sleepkabel aan een ander onderdeel van de auto wordt bevestigd, kan dit leiden tot beschadigingen.
- Gebruik alleen een sleepkabel of ketting die speciaal bedoeld is voor het slepen van auto's. Bevestig de kabel of ketting goed aan de sleepogen.
- Controleer voor het slepen of de sleepogen niet gebroken of op een
andere manier beschadigd zijn.
- Bevestig de kabel of ketting goed aan de sleepogen.
- Voorkom schokken tijdens het slepen Sleep met een gelijkmatige
kracht.
- Trek niet in de dwarsrichting of in verticale richting aan het
sleepoog Anders kan het sleepoog beschadigd raken. Trek alleen in de
lengterichting van de auto.
WAARSCHUWING Wees voorzichtig bij het slepen van de auto.
- Probeer abrupt optrekken en remmen, alsmede vreemde manoeuvres te voorkomen, zodat de sleepkabel of ketting en de sleepogen niet te zwaar worden belast. Anders kunnen ze breken, waardoor ernstig letsel of schade kan ontstaan.
- Als er nauwelijks beweging in de auto zit, ga dan niet onnodig door met slepen. We adviseren u contact op te nemen met een officiële Kia dealer of een deskundig bergingsbedrijf voor hulp.
- Sleep de auto zo recht mogelijk naar voren.
- Blijf op veilige afstand van de auto tijdens het slepen.
- Gebruik een sleepkabel van maximaal 5 m. Bevestig een witte of rode
doek (ongeveer 30 cm lang) in het midden van de sleepkabel zodat deze
niet over het hoofd wordt gezien.
- Rijdt voorzichtig tijdens het slepen om te voorkomen dat de
sleepkabel slap komt te hangen.
Voorzorgsmaatregelen bij slepen in een noodgeval
- Zet het contact in stand ACC, zodat het stuurslot niet kan
worden ingeschakeld.
- Zet de transmissie in stand N (neutraal).
- Ontgrendel de parkeerrem.
- Vanwege de verminderde remwerking, moet u harder op het rempedaal
trappen.
- Het sturen gaat zwaarder omdat de stuurbekrachtiging niet
werkt.
- Tijdens een afdaling kunnen de remmen oververhit raken,
waardoor de remwerking afneemt. Stop in dat geval regelmatig om de
remmen af te laten koelen.
LET OP Automatische transmissie/ Double clutch transmissie
- Als de auto gesleept moet worden met alle wielen op de grond, mag hij alleen vooruit gesleept worden. Controleer of de transmissie in de vrijstand staat. Zorg ervoor dat het stuurslot niet geactiveerd is door het contact in stand ACC te zetten. Laat een ervaren bestuurder in de gesleepte auto achter om te sturen en te remmen.
- Laat de auto niet met een snelheid hoger dan 15 km/h en niet verder dan 1,5 km slepen, om ernstige schade aan de automatische of Double Clutch transmissie te voorkomen.
- Controleer, voordat de auto gesleept wordt, onder de auto of deze geen automatische transmissievloeistof lekt. Als de auto automatische transmissievloeistof lekt, moet de auto op een autoambulance worden vervoerd of op een dolly worden gesleept.
LESEN SIE MEHR:
Laat de auto bij voorkeur wegslepen door een officiële Kia dealer of een
erkend bergingsbedrijf. Om schade aan uw auto te voorkomen, moeten de
juiste procedures voor slepen worden gevolgd Wij bevelen het gebruik van
dollies (1) of een autoambulance aan De auto mag gesleept worden met de
achterwielen op de grond (zonder dollies) en de voorwielen van de grond
Als een van de aangedreven wielen of de wielophanging beschadigd is of als
de auto wordt gesleept met de voorwielen op de grond, plaats dan een dolly
onder de voorwielen Als er geen dollies worden gebruikt, moet de auto
worden gesleept met de voorwielen van de grond.
In het voertuig bevinden zich enkele nooduitrustingen die u in geval van
nood van pas kunnen komen.
Brandblusser
Als er een kleine brand is uitgebroken en u weet hoe een brandblusser
werkt, dan kunt u onderstaande stappen voorzichtig volgen.
Trek aan de borgpen aan de bovenzijde van de brandblusser (deze
voorkomt dat de hendel per ongeluk wordt ingedrukt).
Richt de straalpijp op de basis van de vlammen.
Houd ongeveer 2,50 m afstand van de vuurhaard en knijp de
hendel in om te blussen. Als u de hendel loslaat, stopt het blussen.
Beweeg de straalpijp heen en weer richting de basis van de
vlammen Blijf de vuurhaard in de gaten houden, ook als de vlammen
lijken te zijn gedoofd. Het vuur kan opnieuw oplaaien.
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via uw
Autoradio:
schakel eerst de functie in (zie de rubriek
"Opslaan van snelheden"),
houd de toets 2 of 3 ingedrukt, het systeem
geeft de geprogrammeerde snelheid
weer die het dichtste bij de actuele
wagensnelheid ligt; deze snelheid wordt de
nieuwe ingestelde snelheid,
druk nogmaals op de toets 2 of 3 om een
andere snelheid te selecteren.