Standen contactslot
LOCK (op het stuurslot)
Het stuurslot beschermt tegen diefstal De contactsleutel kan alleen uit
het contact worden verwijderd als het contact in stand LOCK staat Om
de contactsleutel vanuit stand ACC in stand LOCK te zetten, moet deze naar
binnen gedrukt worden.
ACC (accessoirestand)
Het stuurwiel is van het stuurslot en de elektrische accessoires werken.
OPMERKING Draai het stuurwiel iets naar links en naar rechts om het contact gemakkelijker in stand ACC te kunnen zetten als het verdraaien van de contactsleutel moeilijk gaat.
ON (aan)
Voordat de motor wordt gestart, gaan de Waarschuwingslampjes ter controle
branden. Het contactslot keert na het starten terug in deze stand Laat,
om te voorkomen dat de accu ontladen raakt, het contact niet in stand ON
staan als de motor niet draait.
START
Draai de contactsleutel in de stand START om de motor te starten. De
startmotor draait totdat u de sleutel loslaat. De sleutel keert vervolgens
terug in stand ON. In deze stand gaat het Waarschuwingslampje van het
remsysteem ter controle branden.
WAARSCHUWING Contactsleutel
- Draai het contact nooit in de stand LOCK of ACC als de auto rijdt. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen en neemt de remkracht af, wat tot een ongeval kan leiden.
- Het stuurslot (indien van toepassing) dient niet ter vervanging van de parkeerrem. Controleer voordat u de auto verlaat altijd of de eerste versnelling is ingeschakeld bij een auto met een handgeschakelde transmissie of stand P (Parkeren) is ingeschakeld bij een auto met een automatische transmissie, trek de parkeerrem volledig aan en zet de motor uit. Als deze voorzorgsmaatregelen niet worden opgevolgd, kan de auto onverwacht en plotseling in beweging komen.
- Steek nooit tijdens het rijden uw hand door het stuurwiel om de contactsleutel of andere bedieningsorganen te bedienen. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen, wat kan leiden tot een ongeval en ernstig of dodelijk letsel.
- Plaats geen losse voorwerpen rondom de bestuurdersstoel. Deze kunnen tijdens het rijden gaan bewegen en de bestuurder hinderen, wat kan leiden tot een ongeva
LESEN SIE MEHR:
WAARSCHUWING
Draag tijdens het rijden altijd
geschikte schoenen.
Ongeschikte schoenen
(hoge hakken, skischoenen, enz.) kunnen het bedienen van het rempedaal, het gaspedaal en het koppelingspedaal (indien van toepassing) bemoeilijken.
Houd het gaspedaal niet ingedrukt wanneer u de auto start. De auto kan in beweging komen en een ongeluk veroorzaken.
Wacht tot het toerental van de motor normaal is. Als het toerental te hoog is, kan het voertuig plotseling bewegen als het rempedaal wordt losgelaten.
Stoelverwarming
Ontdooien.
Snelheidsregeling
ventilator.
A/C.
Temperatuurregeling
rechts.
Stoelen
met klimaatregeling.
Verwarmde
voorruit.
Luchtrecirculatie.
AUTOMATISCH.
Aan/uit.
Verwarmde
achterruit.
MAX
ontdooien.
Temperatuurregeling
links.