In deze modus registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 100 meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange helling afrijdt.
Wanneer er geen voorliggers zijn.
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tussenafstand kan ook worden ingesteld door de toets voor de tussenafstand te bedienen.
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid.
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het systeem het remsysteem in (de remlichten gaan dan branden). Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de bestuurder heeft ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een naderingswaarschuwing.
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde snelheid.
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.