Elektrisch bedienbare achterklep
WAARSCHUWING
Het is heel gevaarlijk om in de bagageruimte of laadbak van een auto mee
te rijden. Bij een aanrijding is het risico op ernstige verwondingen of
overlijden groter voor personen die in de bagageruimte of de laadbak
meerijden. Laat niemand op een plek in uw auto zonder stoelen en
veiligheidsgordels meerijden. Zorg ervoor dat iedereen in uw auto op een
stoel zit en op een correcte manier een veiligheidsgordel draagt. Wanneer
deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstige of dodelijke
verwondingen tot gevolg hebben.
Zorg dat u de achterklep volledig sluit om te voorkomen dat uitlaatgassen
de auto binnendringen. Als u de achterklep niet volledig kunt sluiten, open
dan de luchtroosters of de ruiten, zodat verse lucht in uw voertuig kan
stromen. Als u deze instructie negeert, kan dat letsel of de dood tot gevolg
hebben.Zorg dat u de achterklep volledig sluit om te voorkomen dat passagiers en
bagage eruit vallen. Als u deze instructie negeert, kan dat letsel of de
dood tot gevolg hebben.
Houd sleutels buiten het bereik van kinderen. Laat kinderen niet spelen
in de buurt van een openstaande of bewegende elektrische achterklep of deze
niet bedienen. U moet de werking van de achterklep steeds bewaken.
N.B.: Zorg dat u de achterklep
sluit voordat u de auto bedient of ermee rijdt, vooral in een gebouw, zoals
een garage of parkeerruimte. Dit kan de achterklep en onderdelen hiervan
beschadigen.
N.B.: Hang niets aan de ruit of
de achterklep (bijvoorbeeld een fietsenrek). Dit kan de achterklep en
onderdelen hiervan beschadigen.
De achterklep werkt alleen als de transmissie in de parkeerstand (P) staat.
Deze waarschuwingssignalen klinken wanneer de achterklep elektrisch begint te
sluiten. Als er een probleem is met het verzoek om te openen of te sluiten, kan
het volgende gebeuren:
- Er klinkt een geluidssignaal als het contact aan is en de transmissie
niet in de parkeerstand (P) staat.
- Er klinken drie geluidssignalen als de accuspanning onder de minimale
bedrijfsspanning ligt.
- Er klinkt een geluidssignaal als de rijsnelheid minstens 5 km/h is.
Als de achterklep begint te sluiten nadat de achterklep volledig is geopend,
wijst dit erop dat de achterklep te veel weegt of dat er een mogelijk defect
met de steun is. Er klinkt herhaaldelijk een geluidssignaal en de achterklep
wordt automatisch gesloten. Verwijder eventueel overtollig gewicht van de
achterklep. Als de achterklep blijft sluiten nadat ze is geopend, laat het
systeem dan controleren door een erkende dealer.
LESEN SIE MEHR:
WAARSCHUWINGHet is heel gevaarlijk om in de bagageruimte of laadbak van een auto mee
te rijden. Bij een aanrijding is het risico op ernstige verwondingen of
overlijden groter voor personen die in de bagageruimte of de laadbak
meerijden. Laat niemand op een plek in uw auto zonder stoelen en
veiligheidsgordels meerijden. Zorg ervoor dat iedereen in uw auto op een
stoel zit en op een correcte manier een veiligheidsgordel draagt. Wanneer
deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstige of dodelijke
verwondingen tot gevolg hebben.
Zorg dat u de achterklep volledig sluit om te voorkomen dat uitlaatgassen
de auto binnendringen. Als u de achterklep niet volledig kunt sluiten, open
dan de luchtroosters of de ruiten, zodat verse lucht in uw voertuig kan
stromen. Als u deze instructie negeert, kan dat letsel of de dood tot gevolg
hebben.
WAARSCHUWINGZorg dat er zich niemand in de buurt van de elektrische achterklep
bevindt voordat u de elektrische achterklep gebruikt.
N.B.: Zorg dat het gebied
achter uw auto geen obstakels bevat en dat er voldoende ruimte is om de
achterklep te gebruiken. Voorwerpen die zich te dicht bij uw auto bevinden,
zoals een garagedeur of een ander voertuig, kunnen in contact komen met de
bewegende achterklep. Dit kan de achterklep en onderdelen hiervan
beschadigen.
Wanneer het contact AAN wordt gezet, gaat het rode controlelampje gedurende
10 seconden branden en gaat vervolgens het groene controlelampje
gedurende 2 seconden branden om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.
De controlelampjes geven het volgende aan:
Als het groene controlelampje gaat branden en blijft branden, is het
systeem
ingeschakeld.
Als het groene controlelampje knippert, wordt er een noodoproep gedaan
(hetzij automatisch hetzij handmatig).
Als er geen controlelampjes branden, is het systeem niet ingeschakeld.
Als het rode controlelampje brandt op een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er mogelijk een storing in het systeem
aanwezig
of is de back-upbatterij mogelijk leeg. Neem contact op met een erkende
Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.